De crisis en de jaren' 30 in NL

Ik wens jullie een goed 2024!
1 / 49
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 250 min

Items in this lesson

Ik wens jullie een goed 2024!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is het Interbellum?

Slide 3 - Mind map

Het Interbellum/ jaren '30 
  • Het Interbellum: de tijd tussen WO I en WO II (1919-1939)
  • de jaren '30 zijn dus het tweede deel van het Interbellum

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is een economische crisis?

Slide 6 - Open question

De crisisjaren
  • Crisis van de jaren '30
  • De Grote Depressie
  • De economische crisis 

 Allemaal namen voor de periode (1929-1939) waarin het economisch heel slecht ging

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Waar kon je aan zien dat het economisch goed ging in de VS?
A
Er werd veel geproduceerd
B
Ze moesten veel importeren
C
Er werden veel luxe producten verkocht
D
Mensen gingen geld lenen

Slide 9 - Quiz

Wat is een aandeel?
A
Deelnemen aan een vergadering
B
Dat je een deel van de overheid krijgt
C
Dat je mag deelnemen aan de maatschappij
D
Een (klein) deel van een bedrijf

Slide 10 - Quiz

Welke oorzaken voor de economische crisis werden genoemd?

Slide 11 - Open question

Waar begon de crisis van de jaren '30?
A
Duitsland
B
Verenigde Staten
C
Nederland
D
Niet speciaal in 1 land

Slide 12 - Quiz

Wanneer brak de economische crisis uit?
A
1919
B
1929
C
1939
D
1940

Slide 13 - Quiz

Oorzaken crisis
  1. Overproductie: er wordt te veel gemaakt en veel minder gekocht
  2. Banken lenen te veel geld uit zonder te kijken of het ook terugbetaald kan worden
  3. Speculeren: aandelen kopen met geleend geld

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

0

Slide 18 - Video

Hoe wordt het begin van de economische crisis genoemd?

Slide 19 - Open question

Waarom kwam de crisis ook in NL?

Slide 20 - Open question

0

Slide 21 - Video

Noem een maatregel die de regering van Colijn tijdens de crisis nam

Slide 22 - Open question

Maatregelen
  1. Aanpassingspolitiek: bezuinigen op de uitgaven
  2. Steun aan werklozen
  3. Stempelen (controle)
  4. Werkverschaffing 

Slide 23 - Slide

De aanpassingspolitiek
Je aanpassen aan de crisis: 
er komt minder geld binnen, dus minder uitgeven -> bezuinigen:
  • uitkeringen verlagen
  • ambt.salarissen verlagen
  • grotere klassen
  • vrouwen ontslaan

Slide 24 - Slide


Stempelen voor 'de Steun'

  • 2 keer per dag stempelen: 
     Bedoeld om zwartwerken te voorkomen.

Slide 25 - Slide

Werkverschaffing

Slide 26 - Slide

Hoe kan een regering omgaan met economische een crisis?
  1. bezuinigen = wat de regering van Colijn doet (de aanpassingspolitiek)
  2. investeren = wat de regering Roosevelt doet in de VS (de New Deal) en idee van de socialisten.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Wat is het Palingoproer?
A
Opstand omdat mensen te weinig eten hadden
B
Opstand omdat de uitkeringen werden verlaagd
C
Opstand omdat mensen geen paling meer mochten eten
D
Opstand omdat de paling te duur werd

Slide 29 - Quiz

Einde crisis
Na 1936 gaat beter met de economie door:
  1. devaluatie gulden
  2. Duitse economie draait goed
  3. In VS gaat het beter door de New Deal

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

verzuiling
NL verdeeld in 4 groepen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Plan van de Arbeid
Plan van de socialisten (SDAP):
meer geld in de economie te investeren
  • uitkeringen verhogen
  • salarissen ambtenaren verhogen
  • enorme werkvershaffing

Slide 35 - Slide

Opkomst NSB 
  • Aanpak crisis mislukt
  • Geen vertrouwen meer in politiek
  • Nationaal Socialistische Beweging

Slide 36 - Slide

De NSB
De leider van de NSB was Anton Mussert

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Waar kwam de aanhang van de NSB vooral vandaan?
A
De arbeidersklasse
B
De middenklasse
C
De hogere klasse
D
Uit alle lagen van de samenleving

Slide 39 - Quiz

Wat is antisemitisme?
A
Afkeer van alles uit het buitenland
B
Trots zijn op je eigen land
C
Afkeer en haat tegen joden
D
Anti-immigratie

Slide 40 - Quiz

Waarom stemden mensen op de NSB?

Slide 41 - Open question

Waarom moet je volgens deze poster op de NSB stemmen?
En waarom volgens dit affiche?

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Welke kenmerken heeft het fascisme?

Slide 45 - Open question

Kenmerken fascisme


  • Géén democratie; verwerpen individuele vrijheden, 
  • één sterke leider ("Il Duce")
  • nationalisme; Italië groot maken zoals ten tijde van Romeinse Rijk
  • verheerlijking geweld (knokploegen of oorlog)

Slide 46 - Slide

nationaal-socialisme
Hitler voegt één ding toe aan het fascisme: rascisme/ antisemitisme (jodenhaat)--> nationaal-socialisme

Slide 47 - Slide

Toch kreeg de NSB maar max. 8% van de stemmen. 
Hoe kwam dat?
  1. Na 1936 ging het beter met de economie
  2. Mensen stemden zoals ze gewend waren (verzuiling)
  3. Veel mensen waren tegen het anisemitisme in het NSB-programma
  4. Mussert was niet zo'n goede spreker als Hitler of Mussolini

Slide 48 - Slide

Maar toch
  • de NSB had 100.000 leden
  • 20.000 Nederlandse mannen gingen vrijwillig naar het Oostfront
  • 8% stemde in 1935 op de NSB

Slide 49 - Slide