In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 1 - Slide
Planning
Huiswerk bespreken.
Herhaling H4.
Oefenen met bronvragen.
Socrative
Kruiswoordpuzzel H4
Verboden te zeggen spel
Afronden.
Slide 2 - Slide
vragen?
Heb je nog vragen?
Slide 3 - Slide
Herhaling
Slide 4 - Slide
Leven na de Romeinen
De landbouwstedelijke samenleving verdwijnt.
In de plaats komt de agrarische samenleving.
Het hofstelsel wordt ingevoerd, zodat de koning niet op alles hoeft te letten.
De horige worden autarkisch.
Slide 5 - Slide
Christendom na 500 n.C.
Kerkvaders leggen de belangrijkste ideeën vast.
In het klooster is de abt de baas.
Iedereen die bij de kerk hoorde waren geestelijke
De katholieke kerk vond dat iedereen Christen moest zijn en wilde alle ongelovige bekeren(kerstening)
Slide 6 - Slide
Het nieuwe geloof
Mohammed stichtte de Islam
In zijn leven moest Mohammed vluchten naar medina dit noemen we de Hedsjra
Kaäba heiligste plek moslims
Slide 7 - Slide
Quiz
Slide 8 - Slide
Hoe zat het ook alweer met horigheid en hofstelsel? Horigen...
A
waren vazallen van de koning
B
waren leenmannen van een edelman
C
waren slaven die het land bewerkten
D
leverden vrijheid in, in ruil voor bescherming
Slide 9 - Quiz
Een kerkvader is
A
Iemand die de verantwoordelijkheid heeft over een kerk.
B
Iemand die het christelijke geloof heeft bedacht.
C
Iemand die belangrijke ideeën en regels over het christendom vast legde.
D
Een ander woord voor messias.
Slide 10 - Quiz
Wat is een domein?
A
Kasteel van de leenheer
B
Land waar de boeren wonen, vlakbij het grote huis van de heer.
C
Al het gebied van Karel de Grote
D
Landgoed dat wordt bewerkt volgens het hofstelsel.
Slide 11 - Quiz
De geestelijken waren mensen die...
A
Alleen gelovig waren
B
In dienst stonden van de kerk
C
De kerken bouwden
D
Paus en bisschoppen waren
Slide 12 - Quiz
Waar op werd het Frankische rijk bestuurt?
A
leenstelsel
B
de koning
C
hofstelsel
D
missionarissen
Slide 13 - Quiz
Europa werd weer een agrarische samenleving. Wat is een agrarische samenleving?
A
Een samenleving met veel steden
B
Een samenleving waarin iedereen christelijk is
C
Een samenleving waarin bijna iedereen leeft van de landbouw
D
Een samenleving zonder koning
Slide 14 - Quiz
Wat is een ander woord voor kerstenen?
A
Overtuigen
B
Bekeren
C
Bekronen
D
Missionaris
Slide 15 - Quiz
Wat is de hidjra?
A
de vlucht van Mohammed uit Mekka
B
De geboorte van de profeet Mohammed
C
het begin van de islamitische jaartelling
D
de heilige oorlog
Slide 16 - Quiz
Wie is de profeet van de islam?
A
Mohammed
B
Jezus
C
Arabier
D
Er is geen profeet
Slide 17 - Quiz
Welke plicht heeft een vazal?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend op tijd opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer en hem helpen bij het
bestuur en in de oorlog.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan achterleenmannen.
Slide 18 - Quiz
De vroege middeleeuwen zijn van ...
A
500 tot 1500 n.Chr.
B
500 tot 1000 n.Chr.
C
1000 tot 1500 n.Chr.
D
500 v.Chr. tot 500 n. Chr
Slide 19 - Quiz
In het leenstelsel is de koning de leenheer
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Wat betekent autarkisch?
A
Op dezelfde plek wonen
B
Dat je enorm sterk bent.
C
Rondtrekken en handel drijven met andere steden
D
Leven van de eigen opbrengst en weinig contact met de buitenwereld
Slide 21 - Quiz
De stukken grond die de leenman kreeg waren erfelijk
Steeds minder loyaal aan de koning
Dus steeds minder macht voor de koning
Slide 22 - Slide
Leenstelsel
Slide 23 - Slide
Oefenen met bron vragen
Wat: Oefenen met bron vragen
Hoe: Alleen
Tijd: 20 minuten
Hulp?: Docent en eventueel boek
Klaar?: Aan de slag met een kruiswoordpuzzel
Slide 24 - Slide
Quiz socrative
Ga naar socrative en maak de quiz in stilte.
Slide 25 - Slide
Verboden te zeggen spel.
Slide 26 - Slide
Vraag 1: Hoeveel vertrouwen heb je tot nu toen in de toets? Kies een cijfer tussen de 1-10.