This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat gaan we deze les doen
Vragen stellen
Herhaling H4
Quiz
Slide 1 - Slide
Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 2 - Slide
vragen?
Heb je nog vragen?
Slide 3 - Slide
Herhaling
Slide 4 - Slide
De twee Frankische families
Merovingen
Karolingen
Merovech
Karel de grote
Clovis I
Karel de grote
481-751
751-987
Slide 5 - Slide
Hofmeiers
Hofmeiers beheerden de bezettingen van de koning.
Uiteindelijk waren de hofmeiers zelfs rijker en belangrijker van de koning.
Na de slag bij Poitiers in 732 werden de hofmeiers machtiger dan de koning.
Pepijn de Korte zet de laatste Merovingische koning af en wordt zelf koning.
Slide 6 - Slide
Leven na de Romeinen
De landbouwstedelijke samenleving verdwijnt.
In de plaats komt de agrarische samenleving.
Het hofstelsel wordt ingevoerd, zodat de koning niet op alles hoeft te letten.
De horige worden autarkisch.
Slide 7 - Slide
Christendom na 500 n.C.
Kerkvaders leggen de belangrijkste ideeën vast.
In het klooster is de abt de baas.
Iedereen die bij de kerk hoorde waren geestelijke
De katholieke kerk vond dat iedereen Christen moest zijn en wilde alle ongelovige bekeren(kerstening)
Slide 8 - Slide
Het nieuwe geloof
Mohammed stichtte de Islam
In zijn leven moest Mohammed vluchten naar medina dit noemen we de Hedsjra
Kaäba heiligste plek moslims
Slide 9 - Slide
Quiz
Slide 10 - Slide
Hoe zat het ook alweer met horigheid en hofstelsel? Horigen...
A
waren vazallen van de koning
B
waren leenmannen van een edelman
C
waren slaven die het land bewerkten
D
leverden vrijheid in, in ruil voor bescherming
Slide 11 - Quiz
Wat is een abt?
A
Een ander woord voor geestelijke
B
De baas van een klooster
C
Raadgever van de koning
D
De man van een non
Slide 12 - Quiz
Een kerkvader is
A
Iemand die de verantwoordelijkheid heeft over een kerk.
B
Iemand die het christelijke geloof heeft bedacht.
C
Iemand die belangrijke ideeën en regels over het christendom vast legde.
D
Een ander woord voor messias.
Slide 13 - Quiz
Wat is een domein?
A
Kasteel van de leenheer
B
Land waar de boeren wonen, vlakbij het grote huis van de heer.
C
Al het gebied van Karel de Grote
D
Landgoed dat wordt bewerkt volgens het hofstelsel.
Slide 14 - Quiz
De geestelijken waren mensen die...
A
Alleen gelovig waren
B
In dienst stonden van de kerk
C
De kerken bouwden
D
Paus en bisschoppen waren
Slide 15 - Quiz
Waar op werd het Frankische rijk bestuurt?
A
leenstelsel
B
de koning
C
hofstelsel
D
missionarissen
Slide 16 - Quiz
Europa werd weer een agrarische samenleving. Wat is een agrarische samenleving?
A
Een samenleving met veel steden
B
Een samenleving waarin iedereen christelijk is
C
Een samenleving waarin bijna iedereen leeft van de landbouw
D
Een samenleving zonder koning
Slide 17 - Quiz
Wat is een hofmeier?
A
Beheerders van de bezittingen van de koning
B
Legeraanvoerders
C
Ridders
D
Monniken
Slide 18 - Quiz
Wat is een ander woord voor kerstenen?
A
Overtuigen
B
Bekeren
C
Bekronen
D
Missionaris
Slide 19 - Quiz
Hoe noem je de heilige oorlog die door moslims uitroepen?
A
Jihad
B
Koran
C
Hedsjra
D
Kruistocht
Slide 20 - Quiz
Wat is de hedsjra?
A
de vlucht van Mohammed uit Mekka
B
De geboorte van de profeet Mohammed
C
het begin van de islamitische jaartelling
D
de heilige oorlog
Slide 21 - Quiz
Wie is de profeet van de islam?
A
Mohammed
B
Jezus
C
Arabier
D
Er is geen profeet
Slide 22 - Quiz
Welke plicht heeft een vazal?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend op tijd opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer en hem helpen bij het
bestuur en in de oorlog.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan achterleenmannen.
Slide 23 - Quiz
Waarom schreven de Monniken negatief over de Noormannen?
A
Negatieve teksten verkochten beter
B
Op deze manier probeerden ze vrienden te worden met de Noormannen
C
De Monniken waren vaak doelwit van de plunderingen
D
Zo hoopten ze veel mensen kwaad te maken om zo tegen de Noormannen te kunnen vechten
Slide 24 - Quiz
De vroege middeleeuwen zijn van ...
A
500 tot 1500 n.Chr.
B
500 tot 1000 n.Chr.
C
1000 tot 1500 n.Chr.
D
500 v.Chr. tot 500 n. Chr
Slide 25 - Quiz
In het leenstelsel is de koning de leenheer
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
Wat betekent autarkisch?
A
Op dezelfde plek wonen
B
Dat je enorm sterk bent.
C
Rondtrekken en handel drijven met andere steden
D
Leven van de eigen opbrengst en weinig contact met de buitenwereld
Slide 27 - Quiz
Zet de gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde.
1
2
3
4
5
Karel de Grote wordt keizer.
De laatste keizer van het West-Romeinse Rijk wordt afgezet.
De Karolingen worden machtiger dan de Merovingen.
Binnen de grenzen van het West-Romeinse Rijk ontstaan Germaanse koninkrijkjes.
Koning Clovis wordt heerser over alle Franken.
Slide 28 - Drag question
P5
op het kasteel
Slide 29 - Slide
Viking/Noorman?
Rollo
Op Viking gaan
Rooftochten door Europa
Noormannen
De boeren/bewoners van Zuid-Scandinavië
Slide 30 - Slide
De stukken grond die de leenman kreeg waren erfelijk
Steeds minder loyaal aan de koning
Dus steeds minder macht voor de koning
Slide 31 - Slide
Leenstelsel
Slide 32 - Slide
Het Frankische Rijk valt uiteen
Het rijk werd na de dood van Lodewijk de Vrome verdeeld onder zijn afstammelingen.
Zij voerden oorlog tegen elkaar en het rijk viel al snel uiteen.