Zenuwstelsel Les 3: Impulsoverdracht tussen neuronen

Neurotransmitters
§14.3 t/m 14.5 Impulsoverdracht tussen neuronen
Th. 14 Zenuwstelsel
VWO 6
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Neurotransmitters
§14.3 t/m 14.5 Impulsoverdracht tussen neuronen
Th. 14 Zenuwstelsel
VWO 6

Slide 1 - Slide

Neurotransmitters
§14.3 t/m 14.5 Impulsoverdracht tussen neuronen
Th. 14 Zenuwstelsel
VWO 6

Slide 2 - Slide

Impuls
Impulsen zijn elektrische signalen: ladingsverschil.

Binnenkant cel t.o.v. buitenkant is -70mV (rustpotentiaal).

Slide 3 - Slide

Ontstaan impuls
Door geladen stoffen binnen te laten (Na+), ontstaat een impuls.

Hierdoor andere poorten open.

Binnenkant cel tov buitenkant is uiteindelijk +20mV (actiepotentiaal).

Slide 4 - Slide

Herstel
Om normale verschil te herstellen, gaan Na+ dicht en andere poorten open (K+).

Binnenkant cel t.o.v. buitenkant is uiteindelijk weer -70mV.

Slide 5 - Slide

Herstel
1. Rust (cel -70mV)
2. Depolarisatie
Na+ kanalen open, Na+ cel in
3.  Repolarisatie 
Na+ dicht, K+ open, K+ cel uit.
4. Herstel:
Opname K+, afgeven Na+
(actief transport)

Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

Refractaire periode
Een impuls kan NIET terug.

Dat komt door de refractaire periode
Na-poorten zijn tijdelijk gesloten en geblokkeerd vanaf repolarisatie.

Absoluut (volledig geblokkeerd)
Relatief (alleen reactie op sterke prikkel)

Slide 8 - Slide





Absoluut refractaire periode 
Ongevoeligheid voor nieuwe prikkels

Relatief refractaire periode
Extra sterke prikkel zorgt voor een nieuw impuls
Absoluut
Relatief

Slide 9 - Slide

Synapsen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Impulsoverdracht naar ander neuron
Voordeel van impulsen: 
duidelijk, snel, moeilijk uit te doven.

Nadeel: het is alles-of-niets.

Bij overdracht van impuls van ene neuron naar andere is geen fysiek contact. 
Impuls kan niet automatisch naar de volgende cel, dus controle!


Slide 12 - Slide

Impulsoverdracht naar ander neuron
Plek waar axon en dendriet (of cellichaam) contact maken noemen we de synaps.

De synapsspleet is open ruimte. Hier moet elektrisch signaal omgezet worden naar chemisch signaal.

Dit zijn neurotransmitters.

Neurotransmitters kunnen zorgen voor een actiepotentiaal of juist voorkomen.



Slide 13 - Slide

Impulsoverdracht naar ander neuron
Kijk naar Bron 16 op blz. 207.

Zie de duidelijke stappen:
  1. Impuls komt bij einde axon
  2. Ca2+ kanalen openen, Ca2+ stroomt presynaptische cel in.
  3. Exocytose van acetylcholine in synaptische spleet.
  4.  Acetylcholine opent Na+ poorten in postsynaptische cel.
  5. Depolarisatie, evt. leidt tot actiepotentiaal.

Slide 14 - Slide

Herstel
Kijk naar Bron 16 op blz. 207.

Zie de duidelijke stappen:
6. Enzym acetylcholinesterase breekt acetylcholine snel af. Ionpoorten sluiten weer.
7. Presynaptische cel maakt nieuwe neurotransmitter.


En Ca2+ wordt weer uit presynaptische cel getransporteerd. En Na+ door postsynaptische cel.

Slide 15 - Slide

Belangrijke opdrachten
Oefen met de volgende opdrachten:

§14.4 opdr. 41, 42, 43, 48.



Slide 16 - Slide

Zenuwstelsels
Zenuwen vervoeren impulsen.
Hersenen en ruggenmerg verwerken.

Daarom wordt de indeling in perifere zenuwstelsel en centrale zenuwstelsel gemaakt. 

Dit is een indeling op (lichaams)bouw.

Slide 17 - Slide

Zenuwstelsels
Als we kijken naar wat deze delen regelen kunnen we ook een indeling maken:

Animale zenuwstelsel regelt bewuste bewegingen en zintuigen (maar ook reflexen!). 

Autonome zenuwstelsel regelt alle onbewuste zintuigen en reacties.

Slide 18 - Slide

Zenuwstelsels
Autonome zenuwstelsel regelt alle onbewuste zintuigen en reacties.

Het autonome zenuwstelsel is te verdelen in zorgen voor rust: parasympatische deel.

En het zorgen voor activiteit: orthosympatische deel. 

Slide 19 - Slide

Zenuwstelsels
Het autonome zenuwstelsel is te verdelen in zorgen voor rust: parasympatische deel.

En het zorgen voor activiteit: orthosympatische deel. 

Tip om ze uit elkaar te houden:
Bij meer activiteit heb je hogere hartslag nodig. Zoek dat op in BINAS.

Slide 20 - Slide