2hv - L6 P3 - werden: tegenwoordige en verleden tijd

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

2hv

Les 6 P3

Deutsch!

Gutentag

Planning

Woche 12 - Schritt 18 & 19

Woche 13  - Schritt 19 & 20

Woche 14  -  Schritt 20 & 21

Woche 15 - Toets 4

Toets 4 = Schritt 18-22, alleen lezen + luisteren + schrijven + woorden+ grammatica.

Leerdoelen

Schritt 18 - Luisteren naar alledaagse gesprekjes

Schritt 19 - Spreken (MO) over dingen kopen in de supermarkt

Schritt 20- Schrijven over wonen

Schritt 21 - Gesprek (MO) om een afspraak te maken

Schritt 22 -  Spreken een presentatie houden in de klas

Wortschatz: 18 & 20

der See

1. de zee
2. het meer

das Meer

1. de zee
2. het meer

schrecklich

1. leuk
2. verschrikkelijk

begründen

1. een vloer leggen
2. groen verven
3. discussiëren
4. beargumenteren, redenen geven

VERTAAL:
Sara wird morgen 15.

VERTAAL:
Werdet ihr morgen für Bio lernen?

werden -> betekenis (1)

worden

• Morgen werde ich 16.
• Ich will später Lehrerin werden.
• Mein nächstes Fahrrad wird blau.
• Ich werde verrückt!

uitleg

werden -> betekenis (2)

zullen, gaan ..., van plan zijn

• Das werde ich nicht machen. 
• Wir werden dich morgen besuchen. 
• Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
• Werdet ihr das Buch noch lesen?

uitleg

Het werkwoord werden

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

wird

wirst

werde

werden

werden

werden

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

e

st

t

en

t

en

werden -> uitzondering

werd

werd

werd

werd

werd

werd

wirst

wird

du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!

Let op de exta 'e'.

e

e

e

uitleg

Ik word morgen 14.
Ich ... morgen 14.

1/8

1. werde
2. wirde
3. werd
4. wird

Zullen jullie lief zijn?
... ihr lieb sein?

2/8

1. Wirdet
2. Werd
3. Werdet
4. Werdt

• Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
• Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
• Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
• Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?

werden: zullen, gaan ..., van plan zijn

gehen: ergens naartoe

uitleg

Dennis gaat ons helpen.
Dennis ... uns helfen.

1. werdet
2. wirst
3. werdest
4. wird

Word jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

Ik ga mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.

Samenvatting

uitzondering:  werden

werden:                                          

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

werden heeft 2 betekenissen:

1. worden
2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:

• werden = van plan zijn, zullen
• gehen = ergens naartoe

uitleg

werden- wurden- würden

ich werde

du wirst

er wird

wir werden

ihr werdet

sie werden

ich bin geworden

ich wurde

du wurdest

er wurde

wir wurden

ihr wurdet

sie wurden

ich würde

du würdest

er würde

wir würden

ihr würdet

sie würden

Ik werd gisteren 14.
Ich ... morgen 14.

1/8

1. würde
2. wurde

Zouden jullie helpen?
... ihr helfen?

2/8

1. Würdet
2. Wurdet

Hij werd geen dierenarts.
Er ... kein Tierarzt.

3/8

1. wurde
2. würde
3. wurdet
4. würdet

Dennis zou ons helpen.
Dennis ... uns helfen.

4/8

1. wurdet
2. würdet
3. wurde
4. würde

Het werkwoord werden OVT

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

wurde

wurdest

wurde

wurden

wurdet

wurden

Werd jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

5/8

Ik zou mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.

6/8

Maria werd beroemd.
Maria ... berühmt.

7/8

Mein Opa und Oma ... für immer zusammenbleiben.

8/8

Wat hebben we nodig voor de toekomende tijd?

- een hulpwerkwoord

> werden

- een heel werkwoord

Hoe ziet dat er in een zin uit?

Ich ......... im Ausland ................ .

Ich werde im Ausland arbeiten.

Ich .....  in die Türkei ........... .

Ich werde in die Türkei fahren.

Studienführer

7Voorbereiding voor les 7 :

maken: Schritt 20 & 21

verwerkingsopdrachten na les 7:
maken: Schritt 21 & 22