H3 afronden en oefenen (les di)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (log alvast in)


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (log alvast in)


Slide 1 - Slide

Planning
  • oefenen met 3.5, 3.7, 3.8 en 3.9 
  • afronden test jezelf
  • afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

Welk woord is een samenstelling?
A
visachtig
B
vissen
C
visvoer
D
visser

Slide 3 - Quiz

Welk woord is net zo gevormd als beitelen?
A
fietsen
B
autorijden
C
bebossen
D
kleinsnijden

Slide 4 - Quiz

In de lijdende vorm doe het onderwerp ...
A
iets
B
niets

Slide 5 - Quiz

Een ander woord voor een bedrijvende zin is een actieve zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Aan welke drie dingen herken je een lijdende zin?

Slide 7 - Open question

Veel leerlingen hebben de toets
goed gemaakt.
Soort zin?
A
bedrijvend/actief
B
lijdend/passief

Slide 8 - Quiz

Ik word het liefst niet gestoord door mijn zusje.
Soort zin?
A
bedrijvend/actief
B
lijdend/passief

Slide 9 - Quiz

Zet van lijdend in bedrijvend.
De klas is door de docent getrakteerd.

Slide 10 - Open question

Jongens worden blij van snelle auto's.
worden =
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 11 - Quiz

Ik heb gisteren mijn oma gebeld.
gebeld =
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 12 - Quiz

Dat kan gevaarlijk zijn.
zijn =
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 13 - Quiz

Telefoons worden vaak tijdens de les gebruikt.
worden =
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 14 - Quiz

De leerlingen zijn ............. met het schip Regina.
A
meegereisd
B
meegereist
C
meereisend
D
meereizend

Slide 15 - Quiz

......... per boot hebben zij onderwijs op zee gevolgd.
A
reizend
B
reizent
C
gereisd
D
gereist

Slide 16 - Quiz

......... kan hij een verhaal vertellen.
A
boeiend
B
boeient
C
geboeid
D
geboeit

Slide 17 - Quiz

Het is nog nooit ....... dat de schoolbel
te vroeg ging.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 18 - Quiz

rijst + pap
A
rijstenpap
B
rijstepap
C
rijstpap

Slide 19 - Quiz

maan + schijn
A
manenschijn
B
maneschijn

Slide 20 - Quiz

groente + taart
A
groentetaart
B
groententaart

Slide 21 - Quiz

peer + sap
A
peresap
B
perensap

Slide 22 - Quiz

fiets + slot
A
fietsslot
B
fietslot

Slide 23 - Quiz

pan + koek
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 24 - Quiz

Werkmoment
  • Werk aan de Test jezelf 3.5, 3.7, 3.8, 3.9.
  • Vandaag is alles af.
  • Stel vragen
  • Zorg dat je alle genoemde leerdoelen beheerst.

Slide 25 - Slide

3.5 Woorden

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Afsluiting
  • We gaan verder met lezen hoofdstuk 4.
  • Neem je leerwerkboek deel B mee.

Slide 28 - Slide