Grammatica afronden H3 (oefenen)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

oefenen met 3.7, 3.8 en 3.9

In de lijdende vorm doe het onderwerp ...

1. iets
2. niets

Een ander woord voor een bedrijvende zin is een actieve zin.

1. waar
2. niet waar

Aan welke drie dingen herken je een lijdende zin?

Veel leerlingen hebben de toets
goed gemaakt.
Soort zin?

1. bedrijvend/actief
2. lijdend/passief

Ik word het liefst niet gestoord door mijn zusje.
Soort zin?

1. bedrijvend/actief
2. lijdend/passief

Jongens worden blij van snelle auto's.
worden =

1. zww
2. kww
3. hww

Ik heb gisteren mijn oma gebeld.
gebeld =

1. zww
2. kww
3. hww

Dat kan gevaarlijk zijn.
zijn =

1. zww
2. kww
3. hww

Telefoons worden vaak tijdens de les gebruikt.
worden =

1. zww
2. kww
3. hww

De leerlingen zijn ............. met het schip Regina.

1. meegereisd
2. meegereist
3. meereisend
4. meereizend

......... per boot hebben zij onderwijs op zee gevolgd.

1. reizend
2. reizent
3. gereisd
4. gereist

......... kan hij een verhaal vertellen.

1. boeiend
2. boeient
3. geboeid
4. geboeit

Het is nog nooit ....... dat de schoolbel
te vroeg ging.

1. gebeurt
2. gebeurd

rijst + pap

1. rijstenpap
2. rijstepap
3. rijstpap

maan + schijn

1. manenschijn
2. maneschijn

groente + taart

1. groentetaart
2. groententaart

peer + sap

1. peresap
2. perensap

fiets + slot

1. fietsslot
2. fietslot

pan + koek

1. pannenkoek
2. pannekoek

En? Hoe ging het?