Paragraaf 3.3: Adolf Hitler aan de macht

3.3: Adolf Hitler aan de macht
Met een nieuwe ideologie, het nationaalsocialisme, komt Hitler aan de macht. Hij vormt Duitsland om naar een dictatuur waar geen ruimte is voor tegenstanders of Untermenschen. Met appeasement proberen Engeland en Frankrijk een nieuwe oorlog met Duitsland te voorkomen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

3.3: Adolf Hitler aan de macht
Met een nieuwe ideologie, het nationaalsocialisme, komt Hitler aan de macht. Hij vormt Duitsland om naar een dictatuur waar geen ruimte is voor tegenstanders of Untermenschen. Met appeasement proberen Engeland en Frankrijk een nieuwe oorlog met Duitsland te voorkomen.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 3.3 (1)
3.3A: Je kunt verklaren wat de oorzaken zijn van de groeiende populariteit van het nationaalsocialisme in Duitsland aan het begin van de jaren ‘30.
3.3B: Je kunt verklaren wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen het fascisme en het nationaalsocialisme.
3.3C: Je kunt uitleggen wat de rassenleer van het nationaalsocialisme inhield aan de hand van de termen Untermenschen en Übermenschen.
3.3D: Je kunt uitleggen hoe Duitsland onder Hitler een dictatuur werd.
3.3E: Je kunt het verband verklaren tussen gelijkschakeling, indoctrinatie en een totalitaire samenleving.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 3.3 (2)
3.3F: Je kunt de vijf belangrijkste nazi organisaties benoemen en uitleggen wat het verschil is tussen deze organisaties.

3.3G: Je weet hoe Untermenschen en (politieke) tegenstanders van de nazi’s werden aangepakt in nazi-Duitsland.
3.3H: Je kunt verklaren wat de wens van ‘lebensraum’ te maken heeft met nationalisme.
3.3I: Je kunt uitleggen hoe Engeland en Frankrijk middels de appeasement politiek een nieuwe oorlog met Duitsland probeerde te voorkomen. 
3.3J: Je bent in staat om te beargumenteren waarom je mogelijk wel of niet voor Hitler zou vallen wanneer je had geleefd in het Duitsland van de jaren ‘30.

Slide 3 - Slide

Groeiende populariteit
  • Democratie zorgde niet voor oplossing economische crisis, Duitsers keken steeds meer naar sterke leiders voor oplossen van problemen (zoals Hitler).
  • Hitler hield overal toespraken, werd populairder.
  • Foto: Goebbels, propagandaleider van Hitler
3.3A

Slide 4 - Slide

Nationaal-socialisme
De leer van zijn partij: Nationaalsocialisme
  • Sterke leider, geen democratie
  • Geweld om je doelen te bereiken
  • Extreem nationalisme
  • Duitsland moet weer een sterk leger krijgen
  • Antisemitisme: Haat tegen joden. Zij krijgen overal de schuld van.

3.3B

Slide 5 - Slide

Rassenleer
  • Idee dat je mensheid kunt indelen in rassen (afkomst),  ene ras is beter dan het andere.
  • Germanen: Arisch, Übermenschen
  • Untermenschen: Mensen die niet van Germanen afstamden. Ook mensen met een ziekte, psychiatrische patiënten, homo's.
  • Gevaarlijke Untermenschen: de joden. Zij zouden Duitse samenleving vernietigen.
  • (Maar veel joden hadden hoge posities op universiteiten, waaronder Einstein!)
3.3C

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hitler wordt 'Führer'
  • Na verkiezingsoverwinningen in 1933 Rijkskanselier (leider)
  • Na Rijksdagbrand: Tijdelijk recht (voor Hitler) om wetten in te voeren zonder toestemming
  • Snel & effectief problemen oplossen
  • Afschaffen democratie; Duitsland werd een dictatuur
3.3D

Slide 8 - Slide

Totalitaire staat
  • Gelijkschakeling: alle maatregelen voor totalitaire samenleving
  • Nazi’s werden leiders, schoolboeken herschreven, censuur, boekverbranding.
  • Indoctrinatie: Zorgen dat burgers niets anders horen of zien dan bepaalde ideeën, zodat ze geloven dat deze waar zijn
3.3E

Slide 9 - Slide

Nazi organisaties
  • SA (1921): Knokploeg om vergaderingen NSDAP te bewaken. Sloegen tegenstanders in elkaar. 
  • SS (1925): Lijfwacht van Hitler en andere nazi’s. Elite organisatie, moesten persoonlijk trouw zweren aan Hitler.
  • Gestapo: Geheime politie van nazi’s die tegenstanders opspoorde en vermoorde.
3.3F

Slide 10 - Slide

Nazi organisaties
  • Hitlerjugend: Jeugdorganisatie, alle Duitse jongens vanaf 10 jaar moesten hier lid van zijn. Voorbereid op het leven van een soldaat, bevel is bevel.
  • Bund Deutscher Mädel: Meisjes tussen 10-18 jaar, leerden hoe ze huisvrouw moesten zijn.
3.3A

Slide 11 - Slide

Terreur in Duitsland
  • Verzet werd streng bestraft
  • Concentratiekampen: Opsluiten politieke tegenstanders
  • Discriminerende maatregelen d.m.v. rassenwetten: bepaalde wie Duits was en wie niet.
  • Vooral tegen joden: niet trouwen met Duitsers, niet voor overheid werken, etc.
3.3G

Slide 12 - Slide

Kristallnacht
  • Daad werd bij het woord gevoegd, uitbarsting van anti-Joods geweld in 1938
3.3G

Slide 13 - Slide

Buitenlandse politiek Nazi's
  • Alle Duitsers moeten in Duitsland wonen, in een groot-Duits rijk. Heim ins Reich!
  • Oostenrijk in 1936: Anschluss
  • Lebensraum: Leefruimte voor Ariërs in Oost-Europa, ten koste van 'Untermenschen'. 
  • Beide moesten, desnoods met veroveringen, bereikt worden.
3.3H

Slide 14 - Slide

Appeasement
  • Frankrijk en Groot-Brittannië willen geen nieuwe oorlog.
  • Appeasement: wordt alles gedaan om oorlog te voorkomen
  • Conferentie van München (1938) met alle belangrijke Europese grootmachten, om spanningen te verminderen.
3.3I

Slide 15 - Slide

Afspraken Conferentie
  • Hitler kreeg een deel van Tsjechoslowakije
  • Hitler mocht zijn machtige leger houden en hoefde de Anschluss niet terug te draaien
  • Hitler zou geen andere landen meer aanvallen
3.3I

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Niet aanvalsverdrag
  • Hitler en Stalin sluiten niet-aanvalsverdrag
  • Beide hebben nu de 'handen vrij' voor hun eigen 'projecten'!
  • Internationale politiek stomverbaasd! Want?
3.3I

Slide 18 - Slide