Herhaling open boek toets H4

2H 

Herhaling voor 
Open boek Toets H4
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2H 

Herhaling voor 
Open boek Toets H4

Slide 1 - Slide

Hoe noem je het als alle macht bij een vorst ligt?
A
Absolutisme
B
Monarchie
C
Verlichting
D
Liberalisme

Slide 2 - Quiz

Welke filosoof uit de Verlichting vindt dit?
Het volk mag de koning afzetten!
A
Voltaire
B
John Locke
C
Charles Montesquieu
D
Jean Jacques Rousseau

Slide 3 - Quiz

Welke uitspraken over de Verlichting zijn juist en welke onjuist? Sleep ze naar de goed plek 
Goed

Fout

In de stroming van de Verlichting stond het verstand centraal.
Het rationalisme ging tegen de Verlichting in.
Door de combinatie van geloof en wetenschap zou er vooruitgang komen.

Slide 4 - Drag question

Wat heeft te maken met de Franse Revolutie? Sleep die woorden naar de guillotine
gelijkheid
vrijheid
broederschap
stokbrood
Rode wijn
Eiffeltoren

Slide 5 - Drag question

Noem drie oorzaken van de Franse Revolutie. 
Oorzaken
Geen oorzaken
Belastingplicht voor de adel.
Absolute macht van de koning.
Strenge leefregels van de kerk.
Armoede op het platteland.
Bestorming van de Bastille.
De standensamenleving.

Slide 6 - Drag question

Voor de Franse Revolutie
Tijdens/na de Franse Revolutie
Monarchie
Grondwet
Standen
Gelijkheid

Slide 7 - Drag question

Wat was een oorzaak van de Amerikaanse Revolutie?
A
Het eigen bestuur van de kolonies werd afgepakt
B
Amerikanen wilden geen belasting betalen
C
George Washington pleegde een staatsgreep

Slide 8 - Quiz

Zet de (meest passende) kenmerken bij de juiste revolutie
Amerikaanse Revolutie
Franse Revolutie
timer
2:00
1789 - 1815
1776 - 1783
No taxation without representation
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
Vooral binnenlands
Kolonie VS moederland
Onafhanke-lijkheid
Veel wisselende staatsvormen
Volks-soevereiniteit
Gelijke rechten
Nieuwe grondwet

Slide 9 - Drag question

Wat betekent 'abolitionisme'
A
Een koning die alle macht heeft
B
Beweging tot het behouden van slavernij
C
Beweging tot afschaffing van slavernij
D
Beweging tot het afschaffen van koloniën

Slide 10 - Quiz

Welke zin is onjuist?
A
Christenen waren tegenstanders van slavernij, want de Bijbel verbiedt het.
B
De verlichting gaf aanleiding tot de afschaffing van de slavernij.
C
Het abolitionisme streefde naar afschaffing van zowel slavernij als slavenhandel.
D
Slavernij is ontstaan in de oudheid, de Europeanen hebben het dus niet bedacht.

Slide 11 - Quiz

Wat heeft Uncle Tom’s Cabin te maken met de afschaffing van de slavernij?

De verschijning van het boek was een....
A
directe oorzaak van de afschaffing van de slavernij.
B
gevolg op korte termijn van de afschaffing van de slavernij.
C
gevolg op lange termijn van de afschaffing van de slavernij.
D
indirecte oorzaak van de afschaffing van de slavernij.

Slide 12 - Quiz

Wie kregen er na de afschaffing van de slavernij een schadevergoeding?
A
Slaveneigenaren
B
Tot slaaf gemaakten

Slide 13 - Quiz


Wat wordt herdacht op de Keti Koti viering?
A
Afschaffing slavernij
B
Onafhankelijkheid van Suriname
C
De migratie van contractarbeiders
D
Strijd om grondrechten van inheemsen

Slide 14 - Quiz

Waarom waren de zuidelijke staten tegen afschaffing van de slavernij?
A
Ze vonden dat slaven geen mensen waren
B
Ze waren tegen natuurrechten voor slaven.
C
De plantages zouden failliet gaan.
D
De slaveneigenaren waren bang voor een slavenoorlog.

Slide 15 - Quiz