2hv 6-8 januari: bijv. nw., detail, karakter, uiterlijk
1 / 14
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog over het beschrijven van het uiterlijk?
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Slide
Welk werkwoord gebruik je bij welke beschrijvingen?
Koppel deze aan elkaar!
Koppel deze aan elkaar!
timer
0:20
los ojos azules, una nariz grande, los ojos marrones
una coleta, una camiseta, barba, gafas
calvo, bajo, guapo
llevar
ser
tener
Slide 5 - Drag question
¿Cómo se dice en español?
Zij is blond.
Zij is blond.
timer
0:10
A
Ella es rubia.
B
Ella es rubio.
Slide 6 - Quiz
¿Cómo se dice en español?
Zij heeft blond haar.
Zij heeft blond haar.
timer
0:30
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
timer
0:45
¿Cómo eres tú?
Hoe ben jij?
Hoe ben jij?
Slide 9 - Mind map
Slide 10 - Slide
timer
0:45
¿Cómo eres?
¡Ahora más detallada!
¡Ahora más detallada!
Slide 11 - Mind map
Slide 12 - Slide
¿Cómo fue la clase de español?
A
Muy bien
B
Bien
C
No muy bien
D
Fatal
Slide 13 - Quiz
Is er nog een onderwerp waar je extra uitleg over kan gebruiken?
Zo ja, welke?
Zo ja, welke?
