C1 Lifo Unidad 8. Comunicación/destrezas/Reflexión y evaluación

¡Bienvenidos chicos y chicas!
week 45
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos chicos y chicas!
week 45

Slide 1 - Slide

Aan het einde van dit hoofdstuk:
Succescriteria's
- Ik ken de woorden over het menselijk lichaam in het Spaans.
- Ik kan het werkwoord doler  vervoegen.
- Ik weet al hoe ik het werkwoord doler en gustar moet vervoegen.
- Ik weet hoe ik muy+bijvoegelijk n.w moet gebruiken in het Spaans.
- Ik weet hoe ik muy+bijwoord moet gebruiken in het Spaans.
- Ik week hoe ik mucho/-a/-os/-as+ zelfstandig naamwoord moet gebruiken in het Spaans.
- Ik ken alle woorden van de woordenlijst unidad 8
- Ik ken alle frases claves van unidad 8.







Slide 2 - Slide

Unidad 8 Comunic./Destrezas/Refl. y evaluación
1. Descripción física.
Soy joven=ik ben jong
Soy rubio=ik ben blond
Soy alto=ik ben lang
Tengo el pelo rubio=ik heb blond haar
Tengo los ojos marrones=ik heb bruine ogen
Llevo gafas=ik draag een bril

Slide 3 - Slide

Beschrijven uiterlijk
Zoals jullie net hebben kunnen zien, we gebruiken het werkwoord ser om iemand te beschrijven en ook om zijn karakter te beschrijven (vaste eigenschappen)
Es alto=Hij is lang
Es simpático= Hij is aardig
Daarnaast gebruiken we bij de beschrijvingen van karakter en uiterlijk ook vaak het ww tener
Let op: tener + het lidwoord (el/la/los/las) + zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord (beschrijving). Tiene los ojos azules. - Hij heeft blauwe ogen.
Llevar komt ook voor voor 'kenmerken dat je ook af kon doen'.  Lleva gafas=hij draag een bril

Slide 4 - Slide

Nog meer voorbeelden:
1. Soy alta y tengo el pelo castaño y largo
Ik ben lang (meisje) en ik heb bruin en lang haar.
2. Soy simpática y tengo los ojos verdes.
Ik ben aardig en ik heb groene ogen.
3. Él es guapo pero tiene la nariz bastante grande.
Hij is knap maar hij heeft een vrij grote neus.

Slide 5 - Slide

Bijwoorden
1. muy - heel of erg
Tiene los ojos muy grandes. - Hij heeft heel grote ogen.

2. bastante - tamelijk / vrij / behoorlijk / nogal
Tiene la nariz bastante grande. - Hij heeft een tamelijk grote neus. 

3. un poco - een beetje / redelijk
Es un poco grande - Hij is een beetje / redelijk groot. 

Slide 6 - Slide

¡Un juego!

Slide 7 - Slide

10

Slide 8 - Video

Practicamos la descripción física

Slide 9 - Slide

Describe a Messi (3 zinnen)

Slide 10 - Slide

Describe a Lamine Yamal (3 zinnen)

Slide 11 - Slide

Messi es/tiene/lleva...

Slide 12 - Open question

Describe a Tokio (3 zinnen)

Slide 13 - Slide

"Tokio"(Úrsula Cordero) es/tiene/lleva...

Slide 14 - Open question

Describe a Verstappen  (3 zinnen)

Slide 15 - Slide

Max Verstappen es/tiene/lleva....

Slide 16 - Open question

¿Y tú?
Soy/tengo/llevo....

Slide 17 - Open question

00:32
1. Es rubia y tiene el pelo liso.
A
Sara
B
Ana
C
María
D
Carla

Slide 18 - Quiz

00:39
2. Es morena y lleva coleta (staart)
A
María
B
Ana
C
Carla
D
Rocío

Slide 19 - Quiz

00:45
3. Tiene el pelo castaño y rizado.
A
Sara
B
Ana
C
Carla
D
Rocío

Slide 20 - Quiz

00:51
4. Tiene el pelo largo y ondulado.
A
Sara
B
Ana
C
Carla
D
María

Slide 21 - Quiz

00:59
5. Es pelirroja y lleva una trenza.
A
Sara
B
Rocío
C
Ana
D
María

Slide 22 - Quiz

01:09
6. Es moreno y lleva patillas (bakkebaard)
A
Luis
B
Toni
C
Alex
D
Juan

Slide 23 - Quiz

01:16
7. Es calvo y lleva barba.
A
Sergio
B
Toni
C
Luis
D
Alex

Slide 24 - Quiz

01:22
8. Es castaño/tiene el pelo castaño.
A
Juan
B
Alex
C
Toni
D
Sergio

Slide 25 - Quiz

01:27
9. Tiene el pelo blanco.

Slide 26 - Open question

01:34
10. Es rubio y tiene barba.

Slide 27 - Open question


En nu nog even de woorden en de zinnen en de grammatica voor de toets leren, succes!

Slide 28 - Slide