- Amerika verkoopt minder landbouw producten aan Europa. Boeren kunnen hun leningen niet afbetalen. Banken gaan failliet.
- Bedrijven verkopen minder aan boeren en consumenten. Bedrijven maken minder winst en ontslaan werknemers. Mensen verkopen in paniek hun aandelen. De beurs stort in. Alle aandelen zijn in 1 keer niets meer waard.
- Amerika leent geen geld meer uit aan Duitsland. Hierdoor slaat de crisis snel over naar Europa.
Failliet = bankroet, als je je schulden niet meer kunt betalen.
1929 Grote economische wereldcrisis = het gaat in de hele wereld erg slecht met de economie