12-09 BK spelling blok 1

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel vandaag
  • Ik weet het verschil tussen de stam en de ik-vorm
  • ik kan de stam van een werkwoord en de ik-vorm herkennen en juist schrijven.

Slide 2 - Slide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 3 - Slide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit




Kijk maar:

geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 4 - Slide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm




Kijk maar:

geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 5 - Slide

Wat is de stam van rennen

Slide 6 - Open question

Wat is de ik-vorm van rennen

Slide 7 - Open question

wat is de stam van beloven

Slide 8 - Open question

wat is de ik-vorm van beloven

Slide 9 - Open question

Wat is de stam van koken

Slide 10 - Open question

Wat is de ik-vorm van koken?

Slide 11 - Open question

Wat is de stam van gapen

Slide 12 - Open question

Wat is de ik-vorm van gapen?

Slide 13 - Open question

Wat is de stam van draaien

Slide 14 - Open question

Wat is de ik-vorm van draaien?

Slide 15 - Open question

Wat is de stam van worden?

Slide 16 - Open question

Wat is de ik-vorm van worden?

Slide 17 - Open question

Aan de slag 
Maken blok 1 spelling 1.6 

Slide 18 - Slide