1.5 feit, mening en argument

1.5 feit, mening en argument
Terugblik:    Wat hebben we de vorige les gedaan?


Lesdoelen:
Je weet het verschil tussen een feit en een mening.
Je weet wat een argument is. 

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

1.5 feit, mening en argument
Terugblik:    Wat hebben we de vorige les gedaan?


Lesdoelen:
Je weet het verschil tussen een feit en een mening.
Je weet wat een argument is. 

Slide 1 - Slide

Geef een voorbeeld van een feit.

Slide 2 - Open question

Geef een voorbeeld van een mening

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Feiten
  • Een feit is iets wat écht zo is.
  • Feiten zijn objectief, kunnen dus niet beïnvloed worden door eigen gevoel.
  • Je kunt controleren of ze waar of niet waar zijn.

Slide 5 - Slide

Meningen
  • Zeggen wat iemand van iets vindt, zijn dus subjectief.
  • Je kunt niet zeggen of ze waar of niet waar zijn.
  • Je kunt ermee eens of oneens zijn. 

Let op:  "Die jurk is prachtig" 
Het wordt gepresenteerd als een feit, maar het is een mening.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Argumenten
Een argument gebruik je om een ander te overtuigen. Het geeft een reden aan waarom je iets vindt.
De signaalwoorden die voor een argument worden gebruikt zijn: want en omdat, namelijk en immers
voorbeeld: Mobieltjes moeten op de middelbare school worden verboden, omdat de leerlingen zich dan beter kunnen concentreren op de les.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Mediamarkt heeft 10 stageplekken voor entreestudenten.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Mediamarkt is volgens de studenten een fantastische stageplek.
A
mening
B
feit

Slide 11 - Quiz

Bij Mediamarkt krijg je een stagevergoeding.
A
mening
B
feit

Slide 12 - Quiz

De studenten vinden de stagevergoeding te laag.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

huiswerk
lezen, luisteren, kijken
 1.5 feit, mening en argument
maken opdracht 1, 2 en 4

Slide 14 - Slide