Adjectives and Adverbs

Welcome to English class! 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welcome to English class! 

Slide 1 - Slide

Lesson aim & Programme
> I am able to recognize adjectives and adverbs in English sentences
> I am able to place adjectives and adverbs in the correct place in English sentences
> I am able to create adjectives and adverbs in English

instructie
Book. ex.  8,9,10  lesson 4 unit 6
Check lesson aims
Homework



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Fill in:
Tortoise walks very.......
A
slow
B
slowly

Slide 5 - Quiz

fill in:
John is a .........baseball player
A
fantastic
B
fantastically

Slide 6 - Quiz

fill in:
She speaks .......with the dignitaries
A
sweet
B
sweetly

Slide 7 - Quiz

fill in:
This matter is .......severe
A
quitely
B
quite

Slide 8 - Quiz

fill in:
I have a .........niece
A
beautiful
B
beautifully

Slide 9 - Quiz

Adjective  >> Bijvoeglijk naamwoorden
  • Een adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord (noun
    >  The old man.               Old zegt iets over man
    >  The pink hat.               Pink zegt iets over hat

  • Een adjective staat meestal direct voor de noun. Maar soms ook erna.
    >  The man is old.
    >  The hat is pink

Slide 10 - Slide

Adverb>> Bijwoord
  • Een adverb zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord (adjective), een werkwoord (verb) of een ander bijwoord (adverb)
    >  She swims quickly.               quickly zegt iets over het werkwoord swims.  > How
    >  He ran yesterday.                 Yesterday zegt iets over het werkwoord ran  > When

  • Adverbs komen meestal achter het woord waar het iets over zegt. 
  • Adverbs vertellen ons: hoe, waar, wanneer, waarom, hoe vaak, hoe regelmatig/veel
  • Adverbs eindigen meestal, maar niet altijd, in -ly

Slide 11 - Slide

Adverb
zoals je net zag zet je vaak - ly achter woord. 
Maar let op!
woorden die eindigen op -y krijgen - ily  (lucky = luckily)
Woorden die eindigen op - ic krijgen - ically  (magic = magically)

En er zijn onregelmatige adverbs die je gewoon moet kennen:
fast- faster / good - well  ( zie studybox)

Slide 12 - Slide

Adverb 
De adverbs: Finely, Hardly, lately en rightly bestaan wel maar hebben een andere betekenis. Let dus op met zomaar - ly erachter te zetten. De betekenis moet niet veranderen

Fine betekent goed maar zet je er - ly achter dan betekent het fijntjes:
vb: You look fine
Chop the onions finely

Slide 13 - Slide

Hardly
hard betekent   'hard'. 
hardly betekent 'nauwelijks'

vb: That rock looks hard
It hardly rained

Slide 14 - Slide

Late
Late betekent ' laat'
lately betekent 'recentelijk'

vb: I'm taking the late train
Have you seen him lately?

Slide 15 - Slide

Adjective or Adverb?
He is wearing ____ pants.
A
Old
B
Elderly

Slide 16 - Quiz

He is wearing old pants.
Wearing = verb ( werkwoord)
Old = adjective  (bijvoeglijke nmw)
Pants = Noun  (zelfst nmw)

Adjectives modify nouns.
adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Slide

Adjective or Adverb?
It is _____ hot today!
A
Real
B
Really

Slide 18 - Quiz

It is really hot today!
really = adverb  ( bijwoord)
hot = adjective  ( bijvoegelijk nmw)
today = noun 

adverbs modify adjectives, verbs or other adverbs.
adverbs zeggen iets over bijvoegelijke nmw, werkwoorden of ander bijwoorden en hele zinnen. 

In this case really tells you how hot

Slide 19 - Slide

Adjectives and adverbs
The garden is .....
A
beautiful > adjective
B
beautifully > adverb

Slide 20 - Quiz

Adjectives & adverbs:
She put her glasses down ...
A
careful > adjective
B
carefully > adverb

Slide 21 - Quiz

Adjectives and adverbs
They make ......... bread.
A
deliciously
B
delicious

Slide 22 - Quiz

Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 23 - Quiz

Adjectives and adverbs
That is a ...... dog
A
beautiful
B
beautifully

Slide 24 - Quiz

Adjectives and adverbs
Maureen played .... and lost the game.
A
bad
B
badly

Slide 25 - Quiz

Adjectives and adverbs
This is an .... difficult game.
A
incredibly
B
incredible

Slide 26 - Quiz

Weet je al voldoende van de adverbs en adjectives en heb je deze quiz met gemak kunnen maken
A
Ja, deze quiz was een makkie
B
Nee ik moet nog meer leren
C
Het was te doen, extra uitleg nodig.
D
Ik snap er niets van!

Slide 27 - Quiz

Leerdoelen check:
Recognize adjectives and adverbs in English sentences
> Place adjectives and adverbs in the correct place in English sentences
> Create adjectives and adverbs in English

Yep kom maar op, ik snap het helemaal
Ik snap het aardig maar moet nog wel oefenen
Ik snap er helemaal niets van .

Slide 28 - Poll

DO. Ex. 
Do ex. 8,9, 10 lesson 4 unit 6



Slide 29 - Slide

Homework
Study: Studybox lesson 2,3,4 + irregular verbs
Done at the end of the week:
-Final task: review and Venn diagram ( see handout teacher)
Woe-woe:
-Ex. Lesson 4 U3: 2,3,5,7,8,9
Online: lesson up + test jezelf 3.4 + versterk jezelf adjectives and adverbs
-Readtheory: 26 total


Slide 30 - Slide