toets ter voorbereiding V2A

info
Deze toets bestaat uit 34 vragen. 
De tijdsduur 40 minuten. 
De stof is H6 §5 elektrische energie en vermogen, H7 §6 somkracht bepalen door middel van kop-staart methode of parallellogram methode en H8 §1 en §2 geluidssnelheid. 
Veel succes.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
naskVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

info
Deze toets bestaat uit 34 vragen. 
De tijdsduur 40 minuten. 
De stof is H6 §5 elektrische energie en vermogen, H7 §6 somkracht bepalen door middel van kop-staart methode of parallellogram methode en H8 §1 en §2 geluidssnelheid. 
Veel succes.

Slide 1 - Slide

Wat is het symbool voor (elektrisch)vermogen
A
U
B
I
C
P
D
R

Slide 2 - Quiz

Het symbool voor de EENHEID van (elektrisch)vermogen is....?
A
V
B
P
C
W
D
J

Slide 3 - Quiz

Welk van onderstaande formule's gebruik je om het vermogen van een elektrisch apparaat te berekenen
A
P=Et
B
P=tE
C
P=Et
D
P=UIR

Slide 4 - Quiz

Wat is de eenheid van elektrisch vermogen
A
Wat
B
Watt
C
volt
D
Energie

Slide 5 - Quiz

Bereken het energieverbruik in KWh van een computer (600 W) die 2,5 uur gebruikt wordt.
A
15000 KWh
B
1,5 KWh
C
15000wh
D
150 Wh

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de twee eenheden van energie?
A
Watt (W)en Joule (J)
B
Joule (J) en kiloWatt (kW)
C
Joule (J) en Kilowattuur (kWh)
D
Watt en Seconden (s)

Slide 7 - Quiz

Welke formule is fout?
A
E=Pxt
B
P=E/t
C
t=E/P
D
t=P/E

Slide 8 - Quiz

Een WIFI-ontvanger van 3 W staat heel jaar aan. Bereken de gebruikte energie in kWh
A
0,003kWh
B
0,003 x365
C
0,003 x 365x24
D
0,003 x 365x24x3600

Slide 9 - Quiz

Reken om: 1500 W=...kW
A
1500000kW
B
1,5kW
C
15kW
D
150000kW

Slide 10 - Quiz

reken om: 0,5W=... kW
A
500kW
B
0,0005kW
C
0,005kW
D
500kW

Slide 11 - Quiz

Reken om: 1,2 kW=...W
A
120W
B
0,0012W
C
1200W
D
0,012W

Slide 12 - Quiz

Je fietst 50 s op een elektrische fiets. De fiets levert een vermogen van 250W. Bereken de gebruikte energie in J.
A
5J
B
0,2J
C
12500J
D
125kWh

Slide 13 - Quiz

Een oven van 3kW heeft in totaal 1,5 kWh energie gebruikt. Bereken hoelang de oven aan heeft gestaan
A
0,5 uur
B
1 uur
C
2 uur
D
4,5 uur

Slide 14 - Quiz

1 kWh komt overeen met ... J
A
3,6 J
B
3600 J
C
1000 J
D
3,6 MJ

Slide 15 - Quiz

bepaal nettokracht
voor deze situatie
A
26000 N
B
161 N
C
220 N
D
60 N

Slide 16 - Quiz

1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
A
100 N
B
300 N
C
430 N
D
540 N

Slide 17 - Quiz

Hoe heet het gedeelte van de geluidsbox welke we de geluidsbron noemen?
A
De trilplaat
B
de spoel
C
de conus
D
de stemband

Slide 18 - Quiz


Wat is de geluidsnelheid van geluid door zeewater, Je hoeft de geluidssnelheid niet uit je hoofd te leren.
A
343 m/s
B
1480 m/s
C
1510 m/s
D
1280 m/s

Slide 19 - Quiz

Op welke manier versterkt een geluidsinstallatie geluid?
A
Met een klankkast
B
Elektrisch

Slide 20 - Quiz

Wat produceert een geluidsgolf zodat je geluid hoort?
A
Geluidsprikkels
B
Trillingen

Slide 21 - Quiz

Als de amplitude/ uitwijking van een geluidsgolf hoger wordt, wat gebeurt er dan met het geluid?
A
wordt hoger
B
wordt luider
C
wordt lager
D
wordt zachter

Slide 22 - Quiz

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt.

Wat is geen geluidsbron?


A
de stembanden
B
een luidspreker
C
een motor
D
het trommelvlies

Slide 23 - Quiz

Welke geluid heeft een hogere toon?
A
Geluid 1
B
Geluid 2
C
Allebei even hoog

Slide 24 - Quiz


A

Slide 25 - Quiz

De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen

Slide 26 - Quiz

wat is de formule voor de geluidssnelheid
A
s=v x t
B
v=s x t
C
t=v x s

Slide 27 - Quiz

Ik wil een hogere toon maken met een gitaarsnaar. Wat moet ik doen?
A
Een dunnere snaar aanslaan
B
De snaar langer maken
C
De spanning op de snaar verlagen
D
Geen van deze methoden werkt

Slide 28 - Quiz

Hoe zie je dat een toon hoger is?
A
de bergen en dalen worden groter
B
de bergen en dalen worden kleiner
C
de toon heeft meer trillingen
D
de toon heeft minder trillingen

Slide 29 - Quiz

Je hoort een hogere toon als iets ....?
A
Niet trilt
B
Langzamer trilt
C
Sneller trilt
D
Traag trilt

Slide 30 - Quiz

Wat is het verschil tussen deze twee tonen?
A
Links is een lagere toon dan rechts
B
Links is een zachtere toon dan rechts
C
Links is een hogere toon dan rechts
D
Links is een hardere toon dan rechts

Slide 31 - Quiz

Wat is het verschil tussen deze twee tonen?
A
Links is een lagere toon dan rechts
B
Links is een zachtere toon dan rechts
C
Links is een hogere toon dan rechts
D
Links is een hardere toon dan rechts

Slide 32 - Quiz

Onder water vindt op 30 km afstand van een duiker een explosie plaats. Na hoeveel seconde hoort de duiker de explosie. De geluidssnelheid in zeewater is 1500 m/s.
A
0,02 s
B
20 s
C
20 ms
D
50 s

Slide 33 - Quiz

Een vleermuis zendt geluiden uit om zijn prooi te lokaliseren. Na 0,03 s hoort de vleermuis de echo. Bereken de afstand tussen de prooi en de vleermuis. vgeluid=343 m/s
A
10,3 m
B
114 m
C
5,1 m
D
0,87 m

Slide 34 - Quiz