- Persoonlijke voornaamwoorden duidt iets of iemand aan
ik, jij, mij, hij, hem, haar, hen, hun
-Bezittelijke voornaamwoorden geven bezit aan, van wie iets is
mijn jas, haar fiets, onze hond
- Aanwijzende voornaamwoorden
Verwijst naar iets: deze, die, dat, zulke, zo'n