GP Samengest + PV TT

GRAMMATICA EN SPELLING
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
PV TT
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

GRAMMATICA EN SPELLING
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
PV TT

Slide 1 - Slide

Lesplanning


  • Planning periode 4 bespreken
  • Theorie - Enkelvoudige en samengestelde zinnen
  • Theorie - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Periodeplanning

Slide 3 - Slide

Zinnen
Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 4 - Slide

1. Persoonsvorm
Tijdsproef: Verander de zin van tijd
Hij loopt vandaag naar school - Hij liep vandaag naar school

Getalsproef: Verander in de zin meervoud/enkelvoud
Hij loopt vandaag naar school - Wij lopen vandaag naar school

Zin vragend maken: Verander de zin in een vraagzin
Hij loopt vandaag naar school - Loopt hij vandaag naar school?

Slide 5 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
Voorbeeld:
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.




Hoe kun je het onderwerp vinden?                    Wie/wat + gezegde

Slide 6 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
Voorbeeld: In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.

Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen
Voorbeeld: In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.



Slide 7 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:
  • In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.
  • In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante.

Slide 8 - Slide

          VRAGEN

Kijk naar de volgende zinnen. Is het een enkelvoudige of samengestelde zin? 

Slide 9 - Slide

Bart en Marieke gingen naar huis omdat ze moe waren.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Wil je die tas met boeken op tafel neerzetten?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 12 - Quiz

Het meisje verwacht dat ze van de slager een stukje worst krijgt.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Persoonsvorm
Tegenwoordige tijd

Slide 16 - Slide

Denk je erom dat je die brief voor 15 februari ...(beantwoorden)
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoorden
D
beantwoordt

Slide 17 - Quiz

(Rijden).... je morgen met mee naar Amsterdam?
A
Rijdt
B
Rijd
C
Rijt
D
Rijden

Slide 18 - Quiz

De lucht (worden) helemaal zwart; volgens mij komt er onweer.
A
worden
B
wort
C
wordt
D
word

Slide 19 - Quiz

Wat hier vandaag (gebeuren), is hier nooit eerder gebeurd.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeuren
D
gebeuren

Slide 20 - Quiz

Ik kan niet begrijpen waarom ik maar geen nieuwe baan (vinden)
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vinden

Slide 21 - Quiz

Terwijl ik de aardappels schil, (snijden) de chef-kok dunne reepjes courgette.
A
snijd
B
snijdt
C
snijt
D
snijden

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Link

Autocorrectie

Vergeet niet:
autocorrectie ziet veel maar herkent (nog) niet de juiste persoonsvorm.

'Vindt je' vindt autocorrectie dus niet verkeerd.

Slide 24 - Slide

Aan de slag
Maak voor deze week in NU Nederlands

Grammatica 3.1 - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Opdracht 1 en 2

Slide 25 - Slide