Begrippen en noten hoofdstuk 2

Begrippen en noten
Hoofdstuk 2
- toonhoogte 
- begrippen: begeleiding, bridge, eenstemmig, tweestemmig, meerstemmig, improvisatie, intro, partituur, stijgen en dalen, swing, variatie
1 / 43
next
Slide 1: Slide
MuziekMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Begrippen en noten
Hoofdstuk 2
- toonhoogte 
- begrippen: begeleiding, bridge, eenstemmig, tweestemmig, meerstemmig, improvisatie, intro, partituur, stijgen en dalen, swing, variatie

Slide 1 - Slide

Vorm
Je kent al: couplet en refrein
Een couplet heeft steeds een andere tekst (dezelfde muziek).
Een refrein heeft dezelfde muziek én dezelfde tekst.
Nieuw: 
Intro: Het begin van een muziekstuk of lied. Meestal instrumentaal (alleen instrumenten). 
Bridge: Een totaal ander deel dan de rest van het lied. Het is meestal een 'brug' naar het laatste refrein. 

Slide 2 - Slide

Welk deel heeft dezelfde tekst en muziek?
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge

Slide 3 - Quiz

Met welk deel begint een lied meestal? (Instrumentaal)
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge

Slide 4 - Quiz

Welk deel komt maar één keer voor in een lied en is totaal anders dan de rest?
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge

Slide 5 - Quiz

Welk deel heeft bij herhalingen dezelfde muziek, maar wel een andere tekst?
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge

Slide 6 - Quiz

Meerstemmigheid
Als er één melodie klinkt is het eenstemmig.
Klinken er 2 melodieën op 2 verschillende toonhoogtes is het tweestemmig.
Vanaf 3 toonhoogtes tegelijk noem je het driestemmig, etc. 

Let op: als je met z'n tweeën of met de hele klas dezelfde melodie zingt is het nog steeds 'eenstemmig'. 

Slide 7 - Slide

Meerstemmigheid
Hieronder zie je een partituur: de bladmuziek van alle partijen in een stuk. Een dirigent gebruikt dit altijd, zodat hij het hele overzicht heeft. 
Bij dit stuk staan er 3 partijen (3 balken), met 3 melodieën: driestemmig

Slide 8 - Slide

Meerstemmigheid
Luister naar een voorbeeld van de a capella groep Pentatonix. Zij gebruiken geen instrumenten, maar gebruiken alleen hun stem. Zij zingen hier vierstemmig, met als vijfde een beatboxer die de 'drumpartij' doet.


Slide 9 - Slide

Als je 2 melodieën tegelijk hoort, klinkt het:
A
eenstemmig
B
tweestemmig
C
driestemmig
D
vierstemmig

Slide 10 - Quiz

Als je met de hele klas op dezelfde toonhoogte zingt is het:
A
eenstemmig
B
tweestemmig
C
driestemmig
D
vierstemmig

Slide 11 - Quiz

Een partituur is:
A
meerstemmigheid
B
één notenbalk
C
alle notenbalken van het hele stuk bij elkaar
D
een bridge

Slide 12 - Quiz

In deze partituur zie je:
A
eenstemmigheid
B
tweestemmigheid
C
driestemmigheid
D
vierstemmigheid

Slide 13 - Quiz

Begeleiding en stemmen
Als je een liedje hoort, zijn de instrumenten de begeleiding. Zij klinken 'op de achtergrond' van de zang. 

Een stem kan zowel een zangstem zijn, als een instrument. Soms klinkt er een 'tweede stem'. Dat kan ook een melodie op een instrument zijn. Een driestemmig stuk kan ook alleen uit 3 instrumenten bestaan. 

Slide 14 - Slide

Improvisatie
Als je ter plekke iets verzint, improviseer je. Net als bij drama!
Je hebt geen noten uit je hoofd geleerd, maar verzint het ter plekke. Best lastig! 
Als je hoort dat 2 instrumenten hetzelfde spelen kan het natuurlijk niet geïmproviseerd zijn. 

In jazzmuziek wordt vaak geïmproviseerd als 'solo'. 

Slide 15 - Slide

Stijgen en dalen
Als een melodie omhoog gaat, is hij stijgend. 



Als een melodie omlaag gaat is hij dalend.

Slide 16 - Slide

Variatie
Eerder dit jaar leerde je over motieven in muziek: een stukje muziek wat vaker voorkomt. 
Als je iets te vaak herhaalt wordt het saai, dus is het mooi om te variëren: je past het een klein beetje aan. Het lijkt er nog wel op, maar is net anders.
Hoe kun je dat doen? Op 3 manieren:
- Je past de toonhoogte aan
- Je past het ritme een beetje aan
- Je maakt het motief langer of korter

Slide 17 - Slide

Variatie
Bij het onderstaande kinderliedje is gevarieerd. Het motief wordt eerst herhaald. In maat 5 wordt de toonhoogte gevarieerd. Het wordt op een andere toonhoogte gespeeld en is stijgend in plaats van dalend.

Slide 18 - Slide

Swing
Als muziek 'in swing' gespeeld wordt, klinkt het ritme net een beetje anders. De eerste toon wordt wat langer gespeeld dan de toon erna. Jazzmuziek wordt vrijwel altijd in swing gespeeld. Veel popmuziek wordt juist 'recht' gespeeld. Kijk of je het verschil kunt horen en probeer mee te tellen in de maat.
           recht                                                              swing

Slide 19 - Slide

Hoe noem je de instrumenten op de achtergrond?
A
Meerstemmigheid
B
Stemmen
C
Begeleiding
D
Improvisatie

Slide 20 - Quiz

Als er meerdere partijen op verschillende toonhoogtes spelen heet dit:
A
Meerstemmigheid
B
Stemmen
C
Begeleiding
D
Improvisatie

Slide 21 - Quiz

Hoe heet het als je ter plekke iets verzint?
A
Meerstemmigheid
B
Stemmen
C
Begeleiding
D
Improvisatie

Slide 22 - Quiz

Hoe heet het als de melodie omhoog gaat?
A
Stijgen
B
Dalen
C
Variatie
D
Improvisatie

Slide 23 - Quiz

Hoe heet het als het motief net een beetje wordt aangepast?
A
Stijgen
B
Dalen
C
Variatie
D
Improvisatie

Slide 24 - Quiz

Als de noten in een melodie omlaag gaan, heet dit:
A
Stijgen
B
Dalen
C
Variatie
D
Improvisatie

Slide 25 - Quiz

Hoe heet de bladmuziek die de dirigent altijd heeft? (waar alle partijen op staan?)

Slide 26 - Open question

Als je ter plekke verzint wat je speelt, heet dit:

Slide 27 - Open question

Op welke manieren kun je variëren?

Slide 28 - Open question

Welke muziekstijl wordt vaak in swing gespeeld?
A
Pop
B
Rock
C
Jazz
D
Disco

Slide 29 - Quiz

Welk element wordt nog meer vaak bij jazzmuziek gebruikt?

Slide 30 - Open question

Een tweede stem kan ook een saxofoon zijn:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Als de noten omhoog gaan, is het stijgend:
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Welk deel van de muziek komt vaker voor met dezelfde tekst, en is meestal goed mee te zingen?
A
Couplet
B
Intro
C
Refrein
D
Bridge

Slide 33 - Quiz


Herhaling! Leer deze ezelsbruggetjes weer uit je hoofd. 
Face
Eet groente bij de friet

Slide 34 - Slide

Hoe heet deze noot?
(letter)

Slide 35 - Open question

Hoe heet deze noot?
(letter)

Slide 36 - Open question

Hoe heet deze noot?
(letter)

Slide 37 - Open question

Hoe heet deze noot?
(letter)

Slide 38 - Open question

Hoe heet deze noot?
(letter)

Slide 39 - Open question

Hoe heet deze noot?
(letter)

Slide 40 - Open question

Ik ken de begrippen nu
A
Goed
B
Best goed
C
Een beetje
D
Nog helemaal niet

Slide 41 - Quiz

Ik begrijp de toonhoogte (noten)
A
Goed
B
Best goed
C
Een beetje
D
Nog helemaal niet

Slide 42 - Quiz

Klaar! 

Slide 43 - Slide