P3 spelling: hoofdletters en leestekens les 1

Spelling
Hoofdletters en leestekens - hoofdstuk 6
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling
Hoofdletters en leestekens - hoofdstuk 6

Slide 1 - Slide

RAADSEL
Op welke parkeerplaats (nummer) staat deze wagen?

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Deze les hebben we de regels voor het gebruik van hoofdletters herhaald en de leestekens punt, komma, vraagteken en uitroepteken.

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Oefenstencil: alle werkwoorden door elkaar

Stel jezelf bij het spellen van het werkwoord eerst elke keer de vraag: is het een persoonsvorm ja of nee? Vanuit daar ga je kijken welke spellingregels je moet gebruiken.

Slide 4 - Slide

WAAR
NIET WAAR
1. 'T eX KoFSCHiP  is een ezelsbruggetje om de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed te spellen.
Eindigt de stam van een werkwoord op een letter uit 'T eX KoFSCHiP , dan eindigt het voltooid deelwoord op -t.
Een zwak werkwoord verandert in de verleden tijd van klank.

Slide 5 - Drag question

Wat weet je nog over
het gebruik van hoofdletters?

Slide 6 - Mind map

Pak je aantekeningenschrift
  • Filmpje kijken over hoofdletters
  • Theorie doorlezen blz. 34                                     Aantekeningen
  • Theorie klassikaal bespreken                                  maken

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoofdletters
  • Aan het begin van de zin

  • Bij namen (straat, merknamen etc.) Let op: mevrouw K. van Citteren / mevrouw Van Citteren / Kirsten van Citteren

  • Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Geen hoofdletters
  • Namen van dagen
  • Namen van maanden
  • Namen van seizoenen
  • Namen van windstreken

Slide 9 - Slide

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 10 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 11 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 12 - Quiz

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 13 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 14 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 15 - Quiz

Wat weet je nog over het
gebruik van een punt, komma,
uitroepteken, vraagteken?

Slide 16 - Mind map

Pak je aantekeningenschrift
  • Filmpje kijken over hoofdletters
  • Theorie doorlezen blz. 34                                     Aantekeningen
  • Theorie klassikaal bespreken                                  maken

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Leestekens
  • Punt = aan het einde van een gewone zin
  • Vraagteken =  na een vraag
  • Uitroepteken = extra nadruk
  • Komma =  tussen twee persoonsvormen, opsomming en voor voegwoorden (niet bij ‘en’ en ‘of’)

Slide 19 - Slide

Een komma zet je ... (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee voegwoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 20 - Quiz

In welke zin staat het uitroepteken juist?
A
Ik woon in Maastricht !
B
Waar woon je!
C
Blijf van mijn spullen af!
D
Mijn naam is Piet!

Slide 21 - Quiz

Achter welke zin hoort een vraagteken? ​

A
In de boeken Harry Potter wordt Zwerkbal gespeeld​
B
Je moet de slurk door een ring gooien bij zwerkbal​
C
Is het niet lastig om op een bezem te vliegen​

Slide 22 - Quiz

Afsluiten
Huiswerk: lezen theorie blz. 184 + opdracht 1 maken blz. 185

Slide 23 - Slide