Weet je welke vijf schrijfdoelen/tekstsoorten er zijn en herken je deze. Weet je hoe een schrijver zijn schrijfdoel bereikt en rekening houdt met zijn publiek.
Slide 3 - Slide
Je krijgt zometeen een plaatje/tekst te zien.
Schrijf zo snel mogelijk op voor welk publiek het plaatje/tekstje bedoeld is. Bijv: 'hoogopgeleiden', 'vrouwen van ca. 30 jaar', 'jonge kinderen'.
Schrijf er ook bij waarom je dat denkt.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Hoe herken je het publiek van een bepaalde tekst? Voor welke lezers is de tekst bedoeld?
Slide 12 - Slide
Publiek herkennen aan:
Het onderwerp (‘Aanvullende pensioenverzekering’)
De inhoud (Cursusboek voor beginners of voor beroeps?)
De bron (Linda vs. National Geographic)
Het taalgebruik (Lange zinnen? Jargon?)
De toon (Je/u? Jongerenwoorden?)
De lay-out (Plaatjes, kleuren …)
Slide 13 - Slide
Aan de slag!
Theorie blz. 20 lezen
Makenopdracht 5 (blz. 20)
Klaar? Boek 6 lezen of oefenen voor PW (opdr. 6 blz. 43 en opdr. 7 blz. 46)
Eerste 10 minuten stilte! Muziek luisteren mag.
timer
10:00
Slide 14 - Slide
Is het lesdoel voor jou behaald?
Ja/nee/gedeeltelijk, want ...
LESDOEL:
Na deze les:
Weet je welke vijf schrijfdoelen/tekstsoorten er zijn en herken je deze. Weet je hoe een schrijver zijn schrijfdoel bereikt en rekening houdt met zijn publiek.
Slide 15 - Slide
Huiswerk
Lezen: theorie blz. 20 Nieuw Nederlands boek
Maken: opdracht 5 (blz. 20)
Boek 6 lezen
Oefenen voor toets (opdr. 6 blz. 43 en opdr. 7 blz. 46)
Lesson duration is: 45 min
