Beantwoord alle vragen en gebruik daarbij steeds HAY=er is/er zijn.
Bijvoorbeeld nummer 2:
Vraag: ¿Hay ordenadores? Zijn er computers?
Anwoord: Sí, hay ordenadores Ja, er zijn computers
Houd de woordenlijst ernaast. Bij elke opdracht hoort een stukje woordenlijst. Deze komt overeen met het opdrachtnummer uit je boek.