Beeldspraak V2 2024

Welkom 2V
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 2V

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Bespreken fictie: 
Beeldspraak

Slide 2 - Slide

Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven.

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Letterlijk of figuurlijk
Maakt deze jurk mij dik?

Nee.
Dat kan ook helemaal niet. Die moorkoppen, die maken je dik.

Slide 5 - Slide

Letterlijk of figuurlijk

Letterlijk: precies zoals het er staat
Figuurlijk: iets anders bedoelen dan wat er staat

Voorbeeld: De man is sterk (letterlijk)
Voorbeeld: De man vertelt een sterk verhaal (figuurlijk)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis. Een beeld.
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object en het beeld
- Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 10 - Slide

Vergelijking
Bij een vergelijking wordt iets uit de werkelijkheid/object
(mens, dier of ding) vergeleken met een beeld.
Ze staan dus beide in een zin.      (object en beeld)

Hij                                    is zo bleek als een lijk.
werkelijkheid                            beeld
object

Slide 11 - Slide



Vergelijking:
Een vergelijking herken je aan de woorden 'als' en 'net'. Hij is zo rood als een kreeft. Ze is net (als) een nachtegaal. Ook bij de woorden 'van een' kun je denken aan een vergelijking: hij is een beer van een vent.

Slide 12 - Slide


Dat meisje
is zo onschuldig als    een lammetje

werkelijkheid                                               beeld

Slide 13 - Slide

Nog een paar voorbeelden van vergelijkingen:   
- Die man lijkt wel een beer!

- Lachen als een boer die kiespijn heeft. 

- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 14 - Slide

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 15 - Slide

Metafoor
Dat schaap is er alweer ingetrapt.

Een reus van een kerel.

De overheid gaat snoeien in de uitgaven.  (verminderen)

Het regent klachten bij de zorginstelling.

Slide 16 - Slide

Personificatie
Een levenloos ding wordt voorgesteld als een persoon.

Hoge bomen vangen veel wind. 
Het gevaar loerde op elke straathoek.  
De toekomst lacht je toe.

Slide 17 - Slide

Personificatie

De zon streelde onze wangen

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Schreeuwende kleuren
Papier is geduldig

Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 18 - Slide

Hoge bomen vangen veel wind

Slide 19 - Slide

Even oefenen

Slide 20 - Slide

Hij is zo sterk als een beer.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 21 - Quiz

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 22 - Quiz

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 23 - Quiz

de samenleving is ziek
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 24 - Quiz

Het opvangkamp bood de vluchtelingen een veilige haven.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 25 - Quiz

Leon, een boom van een vent, sloeg de inbreker neer.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 26 - Quiz

De kerktoren kijkt uit over de hele stad.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 27 - Quiz

Het schip van de woestijn sjokte in een rustig tempo door het rulle zand naar de oase.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 28 - Quiz

De zon lachte hem stralend toe.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 29 - Quiz

De minister-president staat aan het roer van de regering.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 30 - Quiz

Evaluatie

Slide 31 - Slide

Wat is het verschil tussen een metafoor en personificatie?

Slide 32 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 33 - Open question

Vragen?
Huiswerk

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Einde les

Slide 36 - Slide