5: Beeldspraak

morfemen uitgelegd
Je leert over beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie.
vergelijking, metafoor, personificatie
Nederlands
cursus 4 paragraaf 5 beeldspraak
opdr. 1 (klassikaal) opdr. 2 en 3 individueel
Klaar? 
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

morfemen uitgelegd
Je leert over beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie.
vergelijking, metafoor, personificatie
Nederlands
cursus 4 paragraaf 5 beeldspraak
opdr. 1 (klassikaal) opdr. 2 en 3 individueel
Klaar? 
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten

Slide 1 - Slide

Vorige les

Morfemen: hoe woorden zijn opgebouwd


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je leert over beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie.

Slide 3 - Slide

Instructie

- vergelijking
- metafoor
- personificatie

Slide 4 - Slide

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken. In deze LessonUp komen drie vormen van beeldspraak voorbij: de vergelijking, de metafoor en de personificatie.

Slide 5 - Slide

Beeld en object

Object: iets wat er echt is
Beeld: iets wat lijkt op het object of er een overeenkomst mee heeft


Slide 6 - Slide

De vergelijking 
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om 
eigenschappen van iets of iemand (het object) 
te benadrukken. 
Hoe groot een hond (object) is, bijvoorbeeld, 
kun je aangeven door hem te vergelijken 
met een kalf (beeld).

Slide 7 - Slide

De metafoor 
De metafoor is uiteraard ook een vorm van beeldspraak. 
Hij lijkt ook een beetje op de vergelijking, maar het object ontbreekt hierbij: alleen het beeld wordt genoemd. Spreekwoorden en veel vaste uitdrukkingen
zijn metaforen. Denk bijvoorbeeld aan: 
'De appel valt nooit ver van de boom.' 

Slide 8 - Slide

Metafoor
Een metafoor lijkt op een vergelijking, alleen noem je bij een metafoor alleen het beeld. Het object wordt weggelaten:
De prinses van de klas... Dat meisje is niet echt een prinses, maar gedraagt zich alleen zo.

Slide 9 - Slide

Personificatie
De personificatie is een bijzondere vorm van beeldspraak. Hierbij doen we net alsof levenloze dingen iets kunnen wat mensen kunnen. Denk bijvoorbeeld aan tijd die voorbij kruipt,
of aan wind die huilt. Kruipen
en huilen zijn dingen die mensen
wél kunnen, maar dingen niet.

Slide 10 - Slide

Ruim die
(X)
zwijnenstal eens op!
(beeld)
METAFOOR

Slide 11 - Slide

Voorbeelden vergelijking
De man [O] is zo groot als een reus [B].
Zij [O] klimt zo snel als een aap [B].

Een schat [B] van een vrouw [O].
Een beer [B] van een vent [O].

Slide 12 - Slide

Voorbeelden metafoor
Een kleerkast [B] fouilleerde alle jongeren die het festivalterrein op wilden.

Sanne [O] is de prinses [B] van de klas.

Slide 13 - Slide

Voorbeelden personificatie

De stoel kermde en kreunde onder het gewicht van de vrouw.

Mijn oude omafiets smeekt om een opknapbeurt.

Slide 14 - Slide

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 15 - Quiz

Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
onjuist
B
juist

Slide 16 - Quiz

Welke zin bevat een metafoor?
A
Jouw ogen zijn als sterren.
B
Wat een boom van een kerel.
C
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
D
Dat meisje lijkt wel een prinses, zo elegant!

Slide 17 - Quiz

"Wie de schoen past, trekke hem aan."
Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 18 - Quiz

"Wolken en zon spelen haasje over."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

"Het papier is geduldig."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

"De leerlingen uit 2ha3 gebruiken bij tekenen altijd sprekende kleuren!" Waarom is dit een personificatie?

Slide 21 - Open question

Aan de slag!
Maak opdracht 1 klassikaal

Daarna bespreken.

Ga daarna verder met opdr. 2 en 3 (individueel)
timer
5:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Hebben we alle doelen behaald?


Wat is nog moeilijk?
Wat gaat al goed?

Slide 24 - Slide

Huiswerk

Afmaken opdrachten (als je dit nog niet hebt gedaan in de les)

Cursus 4 paragraaf 5 opdr. 1, 2, 3


Slide 25 - Slide

Volgende les:

Bespreken boek opdracht bij boek 2!

Slide 26 - Slide