9.4 Ziek

H9.2- gezondheid
Opstart:
  • telefoon in de telefoontas
  • ga zitten volgens de plattegrond
  • PAK ALVAST JE BOEK EN SCHRIFT
timer
3:00
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H9.2- gezondheid
Opstart:
  • telefoon in de telefoontas
  • ga zitten volgens de plattegrond
  • PAK ALVAST JE BOEK EN SCHRIFT
timer
3:00

Slide 1 - Slide

9.4 Ziek

Slide 2 - Slide

Welke soorten ziekteverwekkers zijn er?

Slide 3 - Open question

Leerdoelen
  • Je kunt opnoemen door welke ziekteverwekkers je ziek wordt en je kunt beschrijven hoe ze in je lichaam komen.
  • Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt.
  • Je kunt beschrijven hoe witte bloedcellen ziekteverwekkers herkennen en hoe ze je genezen.
  • Je kunt uitleggen wat de functie van koorts is bij de genezing.
  • Je kunt uitleggen hoe je lichaam op eigen kracht immuun wordt voor een ziekte en hoe vaccinatie (inenting) daarbij helpt.
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt als je een nieuw orgaan of weefsel nodig hebt. 

Slide 4 - Slide

Ziekteverwekkers
  • Virussen - bijv. verkoudheidsvirussen
  • Bacteriën - bijv. longontsteking
  • Schimmels - bijv. kalknagel

Slide 5 - Slide

Bacterie:
Virus:

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Bron 2

Slide 8 - Slide

Verloop: 
  • Besmetting: ziekteverwekker aanwezig maar nog niet (voldoende) vermenigvuldigd.
  • Infectie: vermenigvuldigen van ziekteverwekker in je lichaam (soms ontsteking tot gevolg).
  • Incubatietijd = vermeerdertijd tot je symptomen krijgt. 
  • Infectieziekten - verzamelnaam voor ziekten veroorzaakt door bacterie of virus.
  • Zie bron 4 blz. 92 KK!

Ontsteking: Doel: verwijderen
veroorzaker en schade
herstellen (etter/pus).

Slide 9 - Slide

Genezen
Besmetting
Symptomen
Incubatie
Prognose
Diagnose

Slide 10 - Drag question

Een infectie, en nu?
Afweer = Het uitschakelen van ziekteverwekkers 

Witte bloedcellen:
  • Vreetcellen
  • Antistoffen

Slide 11 - Slide

Afweer: 
  • Afweer: uitschakelen ziekteverwekker door witte bloedcellen. VB: vreetcellen, antistofcellen

  • Antigenen: Herkenningseiwitten buitenkant van eigen cellen (= lichaamseigen) of ziekteverwekkers (= lichaamsvreemd).


  • Antistoffen: passende stof op antigeen.
     - koppelen ziekteverwekkers aan elkaar.

     - ziekteverwekker beter herkenbaar vreetcel. 

  • Zie bron 5 en 6 blz 180



Slide 12 - Slide

Vreetcellen bron 4
  • Bacteriën veroorzaken                                                                                 een ontsteking.
  • Na het werk gaan ze dood                                                                           -> pus of etter

Algemene afweer

Slide 13 - Slide

Antistofcellen bron 5
  • Maken antistoffen
  • Ziekteverwekker wordt herkend                                                                aan antigenen.
  • Lichaamseigen
  • Lichaamsvreemd 

=> Specifieke afweer

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat zijn antigenen?
A
Herkenningseitwitten aan de buitenkant van cellen
B
Witte bloedcellen die antistoffen maken
C
Witte bloedcellen die ziekteverwekkers opruimen
D
Lichaamseigen stoffen

Slide 16 - Quiz

Welke kleur heeft hier de antigeen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 17 - Quiz

3 typen witte bloedcellen: 
  • Vreetcellen: opeten ziekteverwekker (pus/etter). (Algemene afweer)
      - Proces = facocyteren. Bron 6 blz. 87 KK!

  • Antistofcellen: antistoffen aanmaken voor antigenen (zijn specifiek = specifieke afweer)
      - is actieve immuniteit (lichaam werkt zelf).

  • Geheugencellen: herkennen ziekteverwekkers,
      snellere aanmaak antistoffen = immuun

  • Bron 4 t/m 6  blz. 180

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

koorts
afweer tegen ziekteverwekkers

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

immuun
Immuun = witte bloedcellen onthouden de antistof, je wordt niet meer ziek 

Slide 22 - Slide

Wat gebeurt er als je ingeënt wordt?
Je hebt 3 soorten immuniteit:
  1. Door besmetting met ziekteverwekker (actief)
  2. Door vaccinatie met antigenen (actief)
  3. Door injectie met antistoffen (passief)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Huiswerk
  • maak van bs 9.4 opdracht 3 t/m 25 

Slide 28 - Slide