Keuzevak Welzijn volwassenen en ouderen

Welzijn volwassenen en ouderen

Hoofdstuk 1-2- 3 - 4. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welzijn volwassenen en ouderen

Hoofdstuk 1-2- 3 - 4. 

Slide 1 - Slide

Welke norm past bij hygiëne?
A
Handen wassen voor het eten
B
Bidden voor het eten
C
Elke zondag naar de kerk.
D
U zeggen tegen oudere mensen

Slide 2 - Quiz

In welke twee groepen worden volwassenen ingedeeld?
A
Jongvolwassenen en volwassenen
B
Jongeren en volwassenen
C
Volwassenen en ouderen
D
Tieners en jongeren

Slide 3 - Quiz

Wat is een midlife crisis?
A
Dit betekent dat je jezelf nog moet ontwikkelen
B
Dit betekent dat je ongeveer op de helft bent en nadenkt over wat je verder moet.
C
Dit betekent dat je alles al hebt ontwikkeld
D
Dit betekent dat je oud bent en dat je niet meer kan leren

Slide 4 - Quiz

Welke ziekte heeft mevrouw van der laan in het voorbeeld?
Mevrouw van der Laan vergeet steeds vaker dingen. Ze laat regelmatig het gasfornuis aanstaan.
A
Midlife crisis
B
Overgang
C
Dementie
D
Hart zieke

Slide 5 - Quiz

Bij welke ontwikkeling hoort het achteruit gaan van zintuigen.
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
geestelijke ontwikkeling
C
geestelijke ontwikkeling
D
Sociale ontwikkeling

Slide 6 - Quiz

Geef 5 voorbeelden van zintuigen

Slide 7 - Open question

Welke activiteit hoort bij de cognitieve ontwikkeling?
A
Kruiswoordpuzzels
B
Hardlopen
C
Knutselen
D
Muziek maken

Slide 8 - Quiz

Wat betekent zelfregie?

Slide 9 - Open question

Wat is zelfredzaamheid?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

Zojuist heb je een filmpje gezien. Leg uit waarom de verpleegkundige de zelfredzaamheid van de client wel of niet ondersteunt.

Slide 12 - Open question

Leg uit hoe de verpleegkundige de zelfredzaamheid van de client zou kunnen verbeteren.

Slide 13 - Open question

Zelfregie gaat over 4 zaken
1. Ieder mens is eigenaar van zijn leven en mag zelf keuzes maken.
2. Ieder mens heeft de kracht om zelf beslissingen te nemen en die uit te voeren. 
3. Ieder mens moet gemotiveerd zijn om in actie te komen. Je motivatie wordt bepaald door je eigen waarden.
4. Voor ieder mens zijn contacten belangrijk. 

Slide 14 - Slide

Je ziet een aantal begrippen. Sleep de juiste betekenis naar het begrip toe. 
Zelfregie
Eigenwaarde
Zelfredzaamheid

Iemand zoek t zelf naar oplossingen voor zijn/haar problemen.
Het vermogen van iemand om voor zichzelf te zorgen.
Jezelf waardevol vinden.

Slide 15 - Drag question

Zoek in je boek op wat er wordt bedoeld met eigenaar van het leven. Schrijft het antwoord hieronder.

Slide 16 - Open question

Zoek in je boek op wat motivatie is. Schrijf het antwoord hieronder op.

Slide 17 - Open question

Stelling: je kunt iemand motiveren door te vragen wat iemand blij maakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Stelling: Je vergroot de zelfredzaamheid van een client door hem/haar zoveel mogelijk zelf te laten doen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Stelling: je stimuleert de zelfregie van een client door zoveel mogelijk keuzes voor hem/haar te maken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Hoe zorg je voor een goede lichaamsverzorging?

Slide 21 - Open question

Wat is hygiëne?

Slide 22 - Open question

Hoe zorg jij voor goede hygiëne?

Slide 23 - Open question

Hoe wordt structuur van een dag ook wel genoemd?
A
Dagbesteding
B
Zelfhulp
C
Dagritme
D
Dagbesteding

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de 4 grootse godsdiensten

Slide 25 - Open question

Op welke dag hebben de Joden rustdag?
A
Maandag
B
Woensdag
C
Vrijdag
D
Zaterdag

Slide 26 - Quiz

Wat is een leefstijl?
A
persoonlijke manier van leven
B
Een gezamenlijke manier van leven
C
Een dagbesteding
D
Een structuur in de dag

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video