2B Herhaling 5.1 + 5.3

1 / 25

Slide 1: Slide

WiskundeSecundair onderwijs

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2B Herhaling 5.1 + 5.3

Slide 1 - Slide

Een breuk

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​}

--> teller

--> noemer

Slide 2 - Slide

Wie geeft het totaal aantal GELIJKE delen van het geheel weer?

teller

noemer

Slide 3 - Quiz

Welke breuk is dit?

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 7 ​}

Slide 4 - Quiz

Welke breuk is dit?

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 2 ​}

Slide 5 - Quiz

Welke breuk is dit?

7/12

6/7

7/1

7/6

Slide 6 - Quiz

Welke breuk is dit?

9/10

1/10

8/9

1/9

Slide 7 - Quiz

Waarom mag je niet zeggen
dat hier is aangeduid?

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 8 - Open question

Breuk nemen van een getal

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 7 ​}

van 28 = 28 : 7 x 3 = 4 x 3 = 12

Het getal DELEN door de noemer en KEER de teller!

Slide 9 - Slide

van 80 =

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​}

Slide 10 - Open question

van 100 =

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 11 - Open question

van 36 =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

Slide 12 - Open question

van 70 =

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 13 - Open question

Van breuk naar kommagetal

Breuk heeft noemer .... --> dan .... cijfer(s) na de komma.

noemer 10 --> 1 cijfer

noemer 100 --> 2 cijfers

noemer 1000 --> 3 cijfers

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 1 0 0 ​} = 0, 16

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 1 4 ​ ​}{​ 1 0 ​} = 1, 4

Slide 14 - Slide

Zet de breuk om naar een kommagetal:

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 0 ​}

2,0

0,2

0,02

Slide 15 - Quiz

Zet de breuk om naar een kommagetal:

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 0 ​}

0,7

0,07

0,70

7,00

Slide 16 - Quiz

Zet de breuk om naar een kommagetal:

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 2 0 ​}

0,4

0,04

0,004

0,40

Slide 17 - Quiz

Zet de breuk om naar een kommagetal :

\frac{​ 7 8 ​ ​}{​ 1 0 0 0 ​}

Slide 18 - Open question

Zet de breuk om naar een kommagetal :

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 2 5 ​}

Slide 19 - Open question

Zet de breuk om naar een kommagetal :

\frac{​ 3 6 ​ ​}{​ 6 0 ​}

Slide 20 - Open question

Van kommagetal naar breuk

.... cijfer(s) na de komma --> breuk heeft noemer ...

1 cijfer --> noemer 10

2 cijfers --> noemer 100

3 cijfers --> noemer 1000

0, 7 = \frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

2, 06 = \frac{​ 2 0 6 ​ ​}{​ 1 0 0 ​} = \frac{​ 1 0 3 ​ ​}{​ 5 0 ​}

Slide 21 - Slide

Zet het kommagetal om naar een breuk: 0,03

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 3 0 ​ ​}{​ 1 0 0 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 0 0 ​}

\frac{​ 1 0 0 ​ ​}{​ 3 ​}

Slide 22 - Quiz

Zet het kommagetal om naar een breuk: 2,7

\frac{​ 2 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 2 7 ​ ​}{​ 1 0 0 ​}

\frac{​ 2 , 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 23 - Quiz

Zet het kommagetal om naar een basisbreuk: 1,8

\frac{​ 1 8 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 8 ​ ​}{​ 1 0 0 ​}

\frac{​ 9 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 9 ​ ​}{​ 5 0 ​}

Slide 24 - Quiz

Zet het kommagetal om naar een breuk: 0,93

Slide 25 - Open question

2B Herhaling 5.1 + 5.3

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Open question

More lessons like this

Breuken

Van breuken naar kommagetallen

Herhalingsles handig rekenen

1 Gelijke breuken 2

Herhaling getallenkennis einde schooljaar

Herhaling getallenkennis einde schooljaar 2

Breuken Begrijpen en Toepassen

Breuken