Planten (en algen) staan altijd onderaan een voedselketen.
Zij zijn in staat tot fotosynthese:
water + koolstofdioxide + zonlicht -> glucose + zuurstof
Slide 6 - Slide
Producenten
Uit die glucose kan de plant allerlei andere stoffen maken om te groeien (vruchten, bloemen, bladeren, stengel). Hiervoor heeft hij ook mineralen uit de bodem nodig.
Je noemt de planten producenten.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Consumenten
Dieren eten de planten en gebruiken de stoffen die de planten hebben geproduceerd.
Die dieren heten consumenten.
Ook dieren die dieren eten heten consumenten.
Slide 9 - Slide
Je kunt de consumenten indelen in 4 groepen
Deze dieren eten alleen plantaardig voedsel (planten, grassen etc.) ze horen bij de groep 'planteneters'.
Leeuwen jagen op andere dieren voor hun voedsel, het zijn echte 'vleeseters'.
Een dode plant of dier wordt gebruikt als voedsel voor de 'afvaleters' zoals de regenworm
Deze varkens eten net als de mens zowel planten en dieren. Ze worden 'alleseters' genoemd.
Slide 10 - Slide
Consumenten:ordes
Je kunt de consumenten op volgorde in de voedselketen nummeren.
Producenten worden gegeten door consumenten van de eerste orde. Die worden gegeten door consumenten van de tweede orde, enz.
Slide 11 - Slide
Consumenten: afvaleters
Dode planten en dieren worden gegeten door afvaleters (pissebedden, regenwormen, enz).
Dit zijn ook consumenten.
Slide 12 - Slide
Reducenten
De laatste schakel wordt gevormd door de reducenten: de schimmels en bacteriën Zij zetten het dode materiaal om naar mineralen, water en koolstofdioxide.
Slide 13 - Slide
bacteriën
schimmels
Slide 14 - Slide
(GIF)
Slide 15 - Slide
producenten = planten.
Zij produceren voedsel voor mens en dier.
consumenten
- planteneters
- vleeseters
- alleseters
- afvaleters
Reducenten = bacteriën en schimmels.
Zij breken de resten van de afvaleters verder af en
zetten de resten om in mineralen, water en koolstofdioxide.
De rollen in een voedselkringloop samengevat.
Slide 16 - Slide
Je kunt voedselrelaties schematisch weergeven in een;
Schema
* voedselketen
* voedselweb
* voedselkringloop
* voedselpiramide
Slide 17 - Slide
Voedselketen
Slide 18 - Slide
Voedselketen
Kever eet plantaardig materiaal en is dus een planteneter
De specht eet in deze voedselketen de kever, maar de specht eet ook noten en zaden en is daarom een alleseter.
De grote ransuil eet de specht en is een vleeseter
Klik op de vraagtekens voor meer info
Slide 19 - Slide
Voedselweb
Slide 20 - Slide
van voedselketen naar -web
In een voedselketen is er telkens 1 relatie tussen 2 organismen aangegeven met een pijl.
Bijvoorbeeld: rups => koolmees
Dit is veel simpeler dan de werkelijkheid.
Veel organismen hebben meerdere voedselrelaties.
Daarom gaan er vaak meerdere pijlen van en naar een organisme, en kom je al snel uit op een voedselweb.
Van voedselketen naar voedselweb
Slide 21 - Slide
In een voedselweb staan meerdere voedselketens die met elkaar verweven zijn.
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Voedselkringloop
Slide 24 - Slide
van voedselweb naar voedselkringloop
Je maakt van een voedselweb een voedselkringloop, door er reducenten (bacteriën en schimmels) aan toe te voegen.
Door de reducenten worden de dode organismen omgezet in mineralen.
Die mineralen kunnen gebruikt worden door de planten; om van glucose weer eiwitten/vetten te maken
Dan begint het hele proces weer opnieuw: een kringloop!
Van voedselweb naar voedselkringloop
Slide 25 - Slide
Consumenten van
de 1e, 2e, 3e orde.
(enz.)
Consumenten zijn dieren die planten of andere dieren eten.
Planten maken met behulp van fotosynthese glucose aan. Planten zijn de basis voor alle voedselketens en worden daarom producenten genoemd.
Bacteriën en schimmels eten de resten op die de afvaleters achterlaten. Ze worden reducenten genoemd.
De dieren die planten eten in de afbeelding (bijvoorbeeld de muis) zijn consumenten van de 1e orde. Zij eten de producenten. Wanneer deze dieren worden opgegeten door andere dieren, dan zijn dat consumenten van de 2e orde (bijvoorbeeld de vos).
ordes
klik op de vraagtekens voor meer info
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Voedselpiramide
Slide 28 - Slide
voedselpiramide
in het filmpje hoor je ook al de term voedselpiramide
daarin worden alle producenten in een basislaag getekend, alle consumenten 1e orde in de laag er bovenop enz. tot de bovenste laag roofdieren, de toppredatoren.
Voedselpiramide
In de piramide zie je hoeveel organismen er in 1 laag zitten.
Zo kun je zien hoe ze zich in aantallen tot elkaar verhouden.
Van een voedselketen kun je ook
een voedselpiramide maken.
Slide 29 - Slide
De opdracht:
1. Maak een voedselkringloop
Eisen:
- De kringloop moet uiteraard kloppen en zo volledig mogelijk zijn.
- De kringloop geeft de lezer (extra) informatie.
(bijvoorbeeld over de dieren/planten en/of over de verschillende
rollen in de kringloop.)
- De kringloop bevat afbeeldingen en teksten
- De kringloop staat op 1 pagina.
- De pagina ziet er verzorgd en aantrekkelijk uit.