This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
H6 Je groene omgeving
Deze les:
- §6.2 Biotoop onder de loep
- Werken aan poster PO Bruine boon
Huiswerk:
- Opdracht 2 t/m 17 van §6.2
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen.
Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied.
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt.
Slide 2 - Slide
Biotoop onder de loep
Waarom vind je een krab niet in het bos?
Slide 3 - Slide
Omstandigheden maken de biotoop
Omstandigheden zoals veel of weinig schaduw hebben invloed op de planten en dieren die in een gebied leven. Die omstandigheden noem je ook wel invloeden of factoren.
Abiotische factoren = niet levend (bijvoorbeeld zon, regen en wind)
Biotische factoren = (bijv. bomen, gras, riet of koeien)
Slide 4 - Slide
Biotoop
Leefgebied van organisme met passende abiotischefactoren
Hier kunnen bepaalde organismen wel en bepaalde organismen niet leven
Slide 5 - Slide
Abiotische & Biotische factoren
Slide 6 - Slide
De eekhoorn ondervindt veel invloeden, hoeveel abiotische invloeden tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quiz
Biotoop onder de loep
Alle organismen die in een biotoop leven, noem je een levensgemeenschap.
Slide 8 - Slide
Concurrentie
"Competitie tussen organismen die op dezelfde manier gebruik maken van het biotoop."
Bijv. ruimte, voedingsstoffen, water of licht.
Slide 9 - Slide
Ook planten hebben een eigen plek...
Ze concurreren om licht.
Slide 10 - Slide
Concurrenten... (of niet?)
Deze vogels eten allemaal insecten.
Toch kunnen ze samenleven, omdat ze die insecten op verschillende plekjes vinden...
Slide 11 - Slide
Aan de slag
Maak nu opdracht 1 t/m 10 van §6.2
+ nakijken huiswerk 6.1 opdr. 1 t/m 20
Slide 12 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen.
Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied.
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt.
Slide 13 - Slide
Concurrenten... (of niet?)
Deze vogels eten allemaal insecten.
Toch kunnen ze samenleven, omdat ze die insecten op verschillende plekjes vinden...
Door verschillende habitats in een biotoop kunnen vele soorten naast elkaar leven...
Slide 14 - Slide
Habitat...
Het speciale plekje waar een organisme goed kan leven noem je een habitat...
De woonplaats van een dier of plant binnen een biotoop...
Bijv. pissebedden leven onder stenen of stronken.
Slide 15 - Slide
"Biodiversiteit"
Bio = leven
Diversiteit = verscheidenheid / variatie
Hoeveel verschillende vormen van leven = aantal verschillende soorten organismen in een gebied.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Waar is meer biodiversiteit?
Slide 18 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen.
Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied.
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt.
Slide 19 - Slide
Welke abiotische factor(en) vind je in de woestijn?
A
Veel zon
B
Weinig zon
C
Cactussen
D
Gebrek aan water
Slide 20 - Quiz
Welke biotische factor(en) vind je in het tropisch regenwoud?
A
Regen
B
Gras
C
Zon
D
Bomen
Slide 21 - Quiz
Door welke biotische factor(en) zul je een eekhoorn vaak in het bos aantreffen?
A
Bomen om in te schuilen...
B
Een lekker zonnetje...
C
Goede temperatuur...
D
Voedsel zoals hazelnootjes...
Slide 22 - Quiz
Hoe noemen we competitie tussen organismen die op dezelfde manier gebruik maken van een biotoop?