Klas 2TH1 Lesweek 21 Les 1

Kapitel 5: Essen


Achtung:
Du kannst dich schon mal anmelden bij LessonUp.
Auf deinem Tisch liegen:
(dein Buch), dein Heft, dein Etui
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kapitel 5: Essen


Achtung:
Du kannst dich schon mal anmelden bij LessonUp.
Auf deinem Tisch liegen:
(dein Buch), dein Heft, dein Etui

Slide 1 - Slide

Lernziele
Was lernt ihr heute?
• Je kunt het bezittelijk voornaamwoord in het Duits gebruiken
• Je leert dat je vrije middag eerder begint wanneer je je huiswerk af hebt.
• Je kunt de ich- en ach- Laut goed uitspreken.

Slide 2 - Slide


Was macht ihr heute?
• Oefenen met het bezittelijke voornaamwoord
• Hausaufgaben checken
• Aussprache von Ich- und Ach- Laut üben

Slide 3 - Slide

Grammatik

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 5 - Open question

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 8 - Quiz

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 9 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

mijn
jouw
zijn
haar
mein-
dein-
sein
ihr (enkelvoud)

Slide 11 - Drag question

ons / onze
jullie
hun
uw
ihr-
euer-
unser-
Ihr-

Slide 12 - Drag question

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

 



ik
mijn
mein-
jij
jouw
dein-
hij
zijn
sein-
zij
haar
ihr-
het

Slide 13 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:
MEERVOUD





Ist das euer Vater? Ist das eure Mutter?
wij
ons
unser-
ihr
jullie
euer-
sie
hun
ihr-
Sie
uw
Ihr-

Slide 14 - Slide

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 15 - Quiz

(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 16 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 17 - Quiz

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 18 - Quiz

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 19 - Quiz

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 20 - Quiz

(uw) Handy (o) klingelt, Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 21 - Quiz

Das ist (mijn) Fahrrad (o).
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 22 - Quiz

Grammatik

Slide 23 - Slide

Hausaufgaben
Letzte Woche
Machen:
Prg E. 20, 24, 25, 28, 29, 30 (*), 31
Tekst 1 + 2 

Lernen:
Lernliste N-D 
Heute:
Machen
Aufgabe 35 und 36

Niet klaar?
Dan zien we elkaar vanmiddag in lokaal 19

Slide 24 - Slide

Hausaufgaben diese Woche
Kapitel 5

Lernen:
• Lernliste D-N + Wiederholen Lernliste N-D (S.168)
• Grammatik S.169

Machen:
• Aufgabe 36 (Sprachmittel). Schrijf steeds een Duitse zin in je schrift en schrijf de Nederlandse vertaling eronder.
• Aufgabe 35, 44, 46, 47.




Slide 25 - Slide

Aussprache

Slide 26 - Slide

Evaluatie

Slide 27 - Slide

Hoe ver ben ik met het bezittelijk voornaamwoord?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 28 - Quiz

Achtung!
Huiswerk niet af?
Dan zie ik je vanmiddag in lokaal 19.

Leestoets -> donderdag 10 februari
Toets K5 -> donderdag 17 februari

Slide 29 - Slide