Klas 2TH2 Lesweek 29 - Les 2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Thema Essen

Achtung:

Handys in deiner Tasche (nicht in deiner Hosentasche).

Auf deinem Tisch liegen:

dein Buch, dein Heft, dein Etui

deutscher Donnerstag

Heute -> deutscher Donnerstag.

Ich spreche nur Deutsch.

Versuche gut zu zu hören und auf zu passen.

Er wird jede Woche besser gehen.

Was macht ihr heute?

- Wichtig!

- Wiederholung -> Possisiv Pronomen (auf Niederländisch)

- Aussprache

- Hausaufgaben machen

Lernziele

Was lernt ihr heute?

• Du kennst das Possesiv Pronomen (bezittelijk voornaamwoord).

• Du kannst der Ich- und Ach-Laut gut aussprechen (klank uitspreken).

• Du kannst Fragen stellen und Antworten geben über Essen.

wichtig! (belangrijk!)

Test Kapitel 3 + 4 (herkansing)

Freitag 14. April um 14.30 Uhr / Raum 1.01

Test Kapitel 5

Freitag 21. April -> Speisekarte machen

Freitag 12. May -> Wortschatz und Grammatik Test (1x).

Mit deinem "Taakbrief" kannst du 0,25 Punkte bekommen.

Wiederholen 

Possesiv Pronomen (bezittelijk voornaamwoord).

5 Minuten lernen (aus deinem Heft) oder von deinem "Stappenplan".

mijn -> mein

jouw -> dein

uzw. 

ein / eine + kein / keine

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Haustiere
ein Mann	eine Frau	ein Kind	keine Haustiere
	extra e		extra e

possesiv Pronomen

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Haustiere
mein Mann	meine Frau	mein Kind	meine Haustiere
	extra e		extra e

Possesiv Pronomen

SINGULAR (enkelvoud)

mijn	mein-
jouw / je	dein-
zijn	sein-
haar	ihr-

Possesiv Pronomen

PLURAL (meervoud)

ons / onze	unser-
jullie	euer-
hun	ihr-
uw	Ihr-

possesiv Pronomen

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Haustiere
mein Mann	meine Frau	mein Kind	meine Haustiere
	extra e		extra e

(mein) _______ Suppe (v) war zu kalt.

1. Vertaal het bezittelijk voornaamwoord naar het Duits.

2. Kijk of het zelfstandige naamwoord 

een der, die of das woord is.

3. Bepaal of er wel of geen uitgang “e” komt.

(zijn) _______ Nachtisch (m) hat im seht gut geschmeckt.

1. Vertaal het bezittelijk voornaamwoord naar het Duits.

2. Kijk of het zelfstandige naamwoord 

een der, die of das woord is.

3. Bepaal of er wel of geen uitgang “e” komt.

(ons) Wir bestellen hier immer ____________ Lieblingsessen.

1. Vertaal het bezittelijk voornaamwoord naar het Duits.

2. Kijk of het zelfstandige naamwoord 

een der, die of das woord is.

3. Bepaal of er wel of geen uitgang “e” komt.

(haar)__________Eltern heißen Hans und Sandra.

1. Vertaal het bezittelijk voornaamwoord naar het Duits.

2. Kijk of het zelfstandige naamwoord 

een der, die of das woord is.

3. Bepaal of er wel of geen uitgang “e” komt.

(jullie)__________Freundin ist schon im Restaurant.

1. Vertaal het bezittelijk voornaamwoord naar het Duits.

2. Kijk of het zelfstandige naamwoord 

een der, die of das woord is.

3. Bepaal of er wel of geen uitgang “e” komt.

(uw)Wo haben Sie__________ Glas hingestellt (neergezet) Frau Nijhof?

1. Vertaal het bezittelijk voornaamwoord naar het Duits.

2. Kijk of het zelfstandige naamwoord 

een der, die of das woord is.

3. Bepaal of er wel of geen uitgang “e” komt.

Aussprache

Eine gute Aussprache ist wichtig.

Der Beweis -> Emanuel Macron.

Aussprache Ich- und Ach-Laut

TH	HV
Ӧffne dein Buch auf S. 156 Aufgabe 32, 33, 34	Ӧffne dein Buch auf S. 156 Aufgabe 29, 30, 31

Hausaufgaben machen aber....

Hausaufgaben (stehen auch in SOM)

Lernziele

Was lernt ihr heute?

• Du kennst das Possesiv Pronomen (bezittelijk voornaamwoord).

• Du kannst der Ich- und Ach-Laut gut aussprechen (klank uitspreken).

• Du kannst Fragen stellen und Antworten geben über Essen.

Freitag

-  Hausaufgaben kontrollieren

-  über Essen sprechen