Meneer Raaf, gezeten op een tak, Had in zijn bek een stuk kaas.
Meneer Vos, zoals altijd slim, sprak Met vleiende stem tot de etende baas: “Goedendag, meneer Raaf, U hebt veel weg van een graaf!
Ik weet zeker dat uw stemgeluid
net zo mooi is als uw gladde huid.
U bent de phoenix van dit bos”.
De raaf kreeg warempel een blos.