KL1P1 gram znw bnw lw

Grammatica woordsoorten
  • Woorden van een zin verdelen in woordsoorten
  • Je benoemt elk woord afzonderlijk
  • Het gaat om de functie van het woord in de zin: niet om de betekenis
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten
  • Woorden van een zin verdelen in woordsoorten
  • Je benoemt elk woord afzonderlijk
  • Het gaat om de functie van het woord in de zin: niet om de betekenis

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord

  • Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
  • Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
  • Het heeft vaak een vorm voor enkelvoud en meervoud.
  • Een eigennaam is ook een ZN.


Slide 2 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
1. Zegt iets over de toestand of een eigenschap van een mens, dier of ding (een zn, dus) en soms een persoonlijk voornaamwoord.
De blonde jongen.
Sommige hobby's zijn levensgevaarlijk.
Limburgse vlaai, Brabantse worstenbroodjes.
Hij is wakker.

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
2.Staat meestal vóór het zn, maar dat hoeft niet.

Het fantastische team.
De dames van het voetbalteam waren fantastisch.
Harry liep hongerig de eetzaal in.
De fiets is groen.


Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
3.Een werkwoord kan ook bijvoeglijk gebruikt worden.

Mijn gerepareerde iPad werkt nog steeds niet.
Ze gleed uit op de besneeuwde helling.
Dankzij een afgeluisterd telefoongesprek wist zijn moeder nu van zijn geheime crush.

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
4. Een bn kan ook zelfstandig gebruikt worden.

Welke fiets is van jou? De rode of de zwarte?
Zij is de slimste van de klas.

Slide 6 - Slide

Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.

Slide 7 - Drag question

Lidwoord

De, het = bepaald lidwoord.
(Het is bepaald, staat vast, wanneer je de of het gebruikt.)

Een = onbepaald lidwoord.
(Onbepaald omdat je een zowel voor een de- als een het-woord kunt zetten.)

Slide 8 - Slide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 10 - Quiz

brandweerwagen is een ..... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 11 - Quiz

tolerantie is een ........ zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 12 - Quiz

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

lokalen
klein

Slide 13 - Drag question

Wat is in de onderstaande zin het bijvoeglijk naamwoord?

De leerlingen uit 1E zijn leergierig.
A
leerlingen
B
leergierig
C
de
D
HA1C

Slide 14 - Quiz

'Liefde' is een ... zelfstandig naamwoord.
A
concreet
B
abstract

Slide 15 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
paard
B
school
C
liefde
D
mooi

Slide 16 - Quiz

lieve
Het
kind
at
een
ijsje
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
lidwoord (onbepaald)
werkwoord
zelfstandignaamwoord

Slide 17 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Drag question

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
abstract zelfstandig naamwoord
concreet zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord - eigennaam
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 26 - Drag question

Vervolg les......
(Bij meer dan 5 fouten meedoen)
A
Ik doe mee met de instructie van het bijvoeglijk naamwoord.
B
Ik ga aan de slag met de weektaak: Hoofdstuk 6 1 t/m 8
C
Ik heb nog hulp nodig bij het zelfstandig naamwoord en het lidwoord.

Slide 27 - Quiz