3.7 + 3.8

Conservatisme en liberalisme
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Conservatisme en liberalisme

Slide 1 - Slide

Leerdoelen vorige keer
 

1.  Uitleggen wat er werd besloten op het Congres van Wenen.
2  Uitleggen wat nationalisme inhoudt
3  Je kunt met enkele voorbeelden uitleggen hoe de kaart van Europa in de 19e eeuw veranderde.
4  Je kunt uitleggen wat de gevolgen waren van het nationalisme voor Nederland.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
 Je kunt:

1.  Uitleggen conservatisme inhoudt
2  Uitleggen wat liberalisme inhoudt
3   Beoordelen bij welke politieke stroming een politieke partij hoort 

Slide 3 - Slide

Liberalisme en conservatisme
Na de val van Napoleon werden op het Congres van Wenen (1814-1815) door de Europese regeringsleiders afspraken gemaakt over Europa na de chaos die Napoleon had veroorzaakt.
Er ontstonden in Europa overal autoritaire staten, net als tijdens het Ancien Regime. We noemen deze periode dan ook de Restauratie.

Slide 4 - Slide

Congres van Wenen afspraken
- Oude adel weer aan de macht
- Nederland & België samen onder één koning

Slide 5 - Slide

Conservatisme
  • Voorstander van de Restauratie
  • Traditioneel bestuur door keizer/koning/adel is het beste.
  • Na de Franse Revolutie was het wel duidelijk: een volk kán zichzelf niet regeren. Loopt alleen maar uit op chaos en terreur.
  • Heel behoudend, alles bij het oude laten.
Politiek liberalisme
  • 'Liber' = vrij (Latijn)
  • Geloven in idealen van Franse Revolutie
  • Weigeren te accepteren dat sommigen op basis van hun geboorte macht krijgen.
  • Burgers betrekken bij bestuur.
  • Meer rechten voor de burgers

Slide 6 - Slide

Restauratie geen succes

  • Restauratie = herstel van de maatschappelijke en politieke verhoudingen van vóór de Franse Revolutie.
  • In heel Europa verlangden liberale burgers naar meer inspraak en vrijheid. 
  • 1830: opnieuw onrust in Frankrijk, opnieuw moet koning aftreden, opnieuw krijgen burgers meer rechten.
  • Stukje bij beetje staan vorsten en adel hun macht af aan de gegoede burgerij (einde restauratie)

Slide 7 - Slide

Koninkrijk der Nederlanden
- In 1815 trad Willem I aan als koning. De versnipperde Republiek bestond niet meer, het was een centraal bestuurd koninkrijk.

- Koninkrijk der Nederlanden werd een constitutionele monarchie.

Slide 8 - Slide

Democratie?
 De koning en zijn ministers werden gecontroleerd door een parlement dat –   indirect – door een deel van de bevolking was gekozen.

Slide 9 - Slide

Het nieuwe Nederland
Klinkt behoorlijk democratisch, maar het tegendeel is waar. Willem I bleef een alleenheerser. 

  • Willem I bepaalde wie de ministers werden en kon iedereen zo ontslaan.
  • Een zeer klein deel van de rijke, mannelijke bevolking mocht maar stemmen.
  • De Eerste Kamer koos Willem I zelf.
  • In de grondwet stond dat Willem 'Koninklijke Besluiten' mocht nemen, helemaal buiten het parlement om.

Gevolg: onderdanen kregen nauwelijks inspraak en de koning had zeer veel macht.

Slide 10 - Slide

Willem II
  • Willem II volgde in 1840 zijn vader op.
  • Hij regeerde net zo autocratisch als zijn vader (zag ministers als assistenten)



Slide 11 - Slide

Ondertussen in Europa braken overal in Europa revoluties uit tegen autocratische koningen ...

Slide 12 - Slide


Revolutiejaar 
1848



  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 13 - Slide


Paniek bij de vorsten
in heel Europa




Ook in Den Haag...
...koning Willem II veranderd 'in één nacht van conservatief naar liberaal'

Slide 14 - Slide

Gevolgen
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet met veel liberale punten

Slide 15 - Slide

Grondwet van Thorbecke (1848)
Ministeriële verantwoordelijkheid: niet de koning, maar ministers zijn verantwoordelijk voor beleid.
Vrijheid van onderwijs: het recht van burgers om scholen op te richten.
Vrijheid van vereniging & vergadering: recht van burgers om zich te organiseren.

Kiesrecht bleef wel maar beperkt tot een klein deel van de bevolking.

Slide 16 - Slide

Liberalisme:

Slide 17 - Slide

 Verkiezingsprogramma's
1. Lees het opdrachtenblad en geef een omschrijving van de stromingen nationalisme, conservatisme en liberalisme
2. Neem samen het verkiezingsprogramma door en beoordeel of jouw partij nationalistische, conservatieve of liberale standpunten heeft.
3. Zou je op deze partij stemmen?
timer
15:00

Slide 18 - Slide

Leerdoelen
 Je kunt:

1.  Uitleggen conservatisme inhoudt
2  Uitleggen wat liberalisme inhoudt
3   Beoordelen bij welke politieke stroming een politieke partij hoort 

Slide 19 - Slide

Socialisme

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Geef hier antwoord op de examenvraag. Er zijn 2 punten te verkrijgen, dus zorg dat je antwoord uit 2 onderdelen bestaat. Geef antwoord in volledig zinnen.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Geef hier antwoord op de examenvraag. Geef antwoord in volledig zinnen.

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Geef hier antwoord op de examenvraag. Er zijn 2 punten te verkrijgen, dus zorg dat je antwoord uit 2 onderdelen bestaat. Geef antwoord in volledig zinnen.

Slide 28 - Open question