Voorzetsel en bijwoord

Voorzetsel en bijwoord
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Voorzetsel en bijwoord

Slide 1 - Slide

Wat weet je van het voorzetsel?

Slide 2 - Mind map

Waar denk je aan als je een bijwoord moet vinden?

Slide 3 - Mind map

Er zijn ook voorzetsels die een deel vormen van een vaste combinatie, zoals

rekenen op (op iemands hulp rekenen)
met het oog op (met en op zijn voorzetsels)
in verband met (in en met zijn voorzetsels)
naar aanleiding van (naar en van zijn voorzetsels)
in vervolg op (in en op zijn voorzetsels)

Slide 4 - Slide

Instructie - Bijwoord
Zo herken je een bijwoord:
  • Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld: tijd, plaats, reden/oorzaak, onzekerheid en ontkenning
  • Een bijwoord kan iets zeggen over: 
    - een hele zin
    - een werkwoord
    - een bijvoeglijk naamwoord
    - een ander bijwoord


Slide 5 - Slide

Bijwoord

1. geeft extra info over een ander woord in de zin (behalve een zn)

- een werkwoord

-een ander bijwoord

- een bijvoeg. nw

2. Kan een tijd, plaats of reden aangeven (staat zelfstandig)

3. Kan een mening / hoedanigheid aangeven

4. Een aantal vraagwoorden is ook een bijwoord

5. De woordjes wel/niet zijn bijwoord

6. Alles wat overblijft in een zin


Slide 6 - Slide

voorzetsels van plaats
voorzetsels van tijd
in de emmer
tegen de kast
na de lunch
achter het huis
tijdens het feest

Slide 7 - Drag question

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
donder
werk
onder
zijn

Slide 8 - Drag question

Kan een bijwoord zijn
Kan geen bijwoord zijn
aardbeien 
ginds
gouden 
opgewekte 
overal
tussendeur
vermoedelijk
waardoor

Slide 9 - Drag question

BIJWOORD(EN)
Binnenkort
verhuizen
we
naar
een
hele
stad.
mooie

Slide 10 - Drag question

BIJWOORD(EN)
Hij 
krijgt
natuurlijk
altijd
de
schuld. 

Slide 11 - Drag question