Taal, thema 3, les 5

Thema 3, les 5: herhaling woordenschat, samenstellingen en verleden tijd
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Thema 3, les 5: herhaling woordenschat, samenstellingen en verleden tijd

Slide 1 - Slide

Hoe noem je iets wat niet heel erg duur is?
A
spotgoedkoop
B
betaalbaar
C
peperduur

Slide 2 - Quiz

Wat ben je aan het doen als je aan het "kirren" bent?
A
Je zorgt ervoor dat iets lukt
B
Je bent overstuur
C
Je maakt hoge, lacherige geluiden

Slide 3 - Quiz

Welk woord hoort er bij "modern"?
A
hip
B
beeldig

Slide 4 - Quiz

Welk spreekwoord betekent dat je iemand niet zo goed vindt ergens in?
A
Geen hoge pet ophebben van iemand
B
iemand stroop om de mond smeren
C
kleren maken de man

Slide 5 - Quiz

Bij welke woordsoort hoort het eerste deel van deze samenstelling;
onderbroek
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 6 - Quiz

Bij welke woordsoort hoort het eerste deel van deze samenstelling;
overhemd
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 7 - Quiz

Bij welke woordsoort hoort het eerste deel van deze samenstelling;
wandelschoen
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 8 - Quiz

Bij welke woordsoort hoort het eerste deel van deze samenstelling;
rubberlaars
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 9 - Quiz

Bij welke woordsoort hoort het eerste deel van deze samenstelling;
handschoen
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 10 - Quiz

Schrijf de verleden tijd op van het volgende werkwoord;
hangt

Slide 11 - Open question

Schrijf de verleden tijd op van het volgende werkwoord;
draag

Slide 12 - Open question

Schrijf de verleden tijd op van het volgende werkwoord;
heb

Slide 13 - Open question

Schrijf de verleden tijd op van het volgende werkwoord;
koopt

Slide 14 - Open question

Schrijf de verleden tijd op van het volgende werkwoord;
doe

Slide 15 - Open question

Schrijf de verleden tijd op van het volgende werkwoord;
kies

Slide 16 - Open question

Schrijf de verleden tijd op van het volgende werkwoord;
houd

Slide 17 - Open question