oefenen met tt vt en voltt

Waar gaan we het over hebben?
werkwoorden tt vt volt.t. 
sterke en zwakke werkwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Waar gaan we het over hebben?
werkwoorden tt vt volt.t. 
sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Sterke werkwoorden?
zwakke werkwoorden?

Slide 2 - Slide

Wat past op de lege plekken? Simon ...... zijn haar ......
A
heeft, geknipt
B
heeft geknipd
C
heeft geknip
D
is geknipt

Slide 3 - Quiz

Wat past op de lege plekken? ..... jij Hilly gisteren ......?
A
heeft, gebeld
B
heb, gebeld
C
is, gebeld
D
heb, gebelt

Slide 4 - Quiz

Wat past op de lege plekken? Gerson en Jared.... naar Amsterdam .....
A
hebben, verhuist
B
zijn, verhuist
C
hebben, verhuisd
D
zijn, verhuisd

Slide 5 - Quiz

Wanneer mag ik 't exkofschip gebruiken?
A
Altijd bij alle werkwoorden
B
Alleen bij regelmatige (zwakke) werkwoorden in de verleden of voltooide tijd
C
Alleen bij onregelmatige (sterke) werkwoorden in de verleden of voltooide tijd
D
Alleen bij de tegenwoordige tijd van werkwoorden

Slide 6 - Quiz

Waarom schrijf je "gepakt" met een t?

Slide 7 - Open question

Waarom schrijf je "gehoord" met een d?

Slide 8 - Open question

Welke werkwoorden zijn "sterk"?
A
lopen
B
luisteren
C
bellen
D
zwemmen

Slide 9 - Quiz

Welke werkwoorden zijn "zwak"?
A
kopen
B
begrijpen
C
tekenen
D
inleveren

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met "worden" in de tegenwoordige tijd.

Slide 11 - Open question

Maak een zin met "zijn" in de verleden tijd

Slide 12 - Open question

Maak een zin met "luisteren" in de voltooide tijd

Slide 13 - Open question

In welke tijd staat deze zin? Rida kwam te laat op mijn verjaardag.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
D
ik weet het niet

Slide 14 - Quiz

In welke tijd staat deze zin? Mourad heeft zijn toets erg goed geleerd.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
D
ik weet het niet

Slide 15 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ashwan heeft ontzettend veel honger.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
D
ik weet het niet

Slide 16 - Quiz

Zet in de verleden tijd: Ahmed sport

Slide 17 - Open question

Zet in de verleden tijd: Lukas mag

Slide 18 - Open question

Zet in de verleden tijd:
Rachid en Abdel denken

Slide 19 - Open question

Zet in de verleden tijd:
Fatimah zwemt

Slide 20 - Open question

Zet in de voltooide tijd:
Jordy belt

Slide 21 - Open question

Zet in de voltooide tijd: Wij vragen

Slide 22 - Open question

Zet in de voltooide tijd:
jullie doen

Slide 23 - Open question