2V - Oefenen Kapitel 2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

2V - Oefenen Kapitel 2

Waar gaat de toets over?

• Woordjes Lektion 1 t/m 6
• Redemittel Lektion 3 & 6
• Grammatik A t/m F

Wörter Lektion 1 t/m 6

Vertaal:
der Schmuck

Vertaal:
die Farbe

Vertaal:
brauchen

Vertaal:
der Friseur

Vertaal:
erfolgreich

Vertaal:
die Seite

Vertaal:
später

Vertaal:
trotzdem

Vertaal:
de jurk

Vertaal:
de laars

Vertaal:
geruit

Vertaal:
In het weekend

Redemittel Lektion 3 & 6

Vertaal:
Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag!

Vertaal:
Het feestje is bij mij thuis.

Vertaal:
Kan ik deze broek passen?

Vertaal:
Kan ik pinnen?

Grammatik A

Tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord van werkwoorden met een stam op -d of -t

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

Er wart....

1. wartet
2. warte
3. wartt
4. warten

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

du wohn...

1. wohne
2. wohnt
3. wohnst
4. wohnen

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

Ihr red....

1. rede
2. redt
3. redet
4. reden

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

Ich arbeit...

1. arbeite
2. arbeit
3. arbeitet
4. arbeiten

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

du find.....

1. finde
2. findst
3. finden
4. findest

Wat is het voltooid deelwoord van wohnen?

Wat is het voltooid deelwoord van warten?

Wat is het voltooid deelwoord van machen?

Wat is het voltooid deelwoord van reden?

Grammatik B 

Telwoorden tot en met 1000

Schrijf het volgende getal in het Duits uit:

48

Schrijf het volgende getal in het Duits uit:

219

Schrijf het volgende getal in het Duits uit:

1000

Schrijf het volgende getal in het Duits uit:

557

Schrijf het volgende getal in het Duits uit:

390

Grammatik C

Modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Kies de juiste vorm van het modale werkwoord

Marie ... (wollen) zwanzig Freunde einladen.

1. woll
2. will
3. wollen
4. willt

Kies de juiste vorm van het modale werkwoord

Er .... (dürfen) aber nur zehn Freunde einladen.

1. darf
2. dürft
3. darfst
4. darft

Kies de juiste vorm van het modale werkwoord

Ich ... (möchten) ein neues T-Shirt kaufen.

1. mochte
2. mochtest
3. möchte
4. möchtest

Kies de juiste vorm van het modale werkwoord

Marie .... (mögen) Erdbeerkuchen.

1. mögt
2. mög
3. möchte
4. mag

Kies de juiste vorm van het modale werkwoord

Jan .... (müssen) noch viel vorbereiten.

1. müss
2. muss
3. müsst
4. musst

Grammatik D 

Geslacht van het zelfstandig naamwoord

Dezember

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Dienstag

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Einladung

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Buch

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Designerin

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Taschengeld

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Einladung

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Schönheit

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Eltern

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Stier

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)