NUN 1F-2F, Spelling, H1.5, p. 147 tm 149 Voltooid deelwoord

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             H.1.5   p.147-149
auteur   MB
datum   febr. 2022

1 / 25
next
Slide 1: Slide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             H.1.5   p.147-149
auteur   MB
datum   febr. 2022

Slide 1 - Slide

het voltooid deelwoord
- OF    iets is voltooid, klaar: de voltooide tijd
bijv. Zij heeft gister gevoetbald.

- OF    een activiteit is bezig
bijv. Er wordt nu in het park gevoetbald.

- OF    een activiteit die gewoonlijk plaatsvindt
bijv.  Elke zaterdagmiddag wordt er in het park gevoetbald.

Slide 2 - Slide

de persoonsvorm of 
het voltooid deelwoord?
- de persoonsvorm heeft geen ander werkwoord nodig
bijv. Het gebeurt bijna elke dag, dat ik iets moois zie.
       De kou verstijft mijn handen. 
       De regisseur verfilmt het gewelddadige verhaal.
- het voltooid deelwoord heeft een ander werkwoord bij zich
bijv. Het is nog nooit gebeurd , dat ik ....
       De kou heeft mijn handen verstijfd.
       Het romantische verhaal wordt door de regisseur verfilmd.
verlammen    - niet meer kunnen bewegen
verfilmen       - een film maken van een situatie
gewelddadig  - met geweld: slaan, mes, bom, ...
romantisch    - met verliefdheid

Slide 3 - Slide

nog meer werkwoorden die in de tegenwoordige tijd op -t eindigen en in de voltooide tijd op -d        (voorbeelden voor jij)
t.t.              volt.t.                         t.t.             volt.t.
beademt      hebt beademd             belooft       hebt beloofd
bestemt       hebt bestemd              verlamt      hebt verlamd
betekent      hebt betekend              bestuurt     hebt bestuurd
verarmt       hebt verarmd               verhuist      hebt verhuisd
verzuimt      hebt verzuimd              vergoedt    hebt vergoed
vernoemt     hebt vernoemd             verandert   hebt veranderd
verruimt       hebt verruimd              herstelt      hebt hersteld

Slide 4 - Slide

de voltooide tijd en de activiteit
- altijd met twee werkwoorden
   een persoonsvorm en een voltooid deelwoord
hebben (heb, heeft) Ik heb de vloer gereinigd.
zijn (ben, bent, is)   Ik ben door de kapper geknipt.

worden (word, wordt) Ik word snel geholpen.

Slide 5 - Slide

boek B p.147 en 149
1. Bestudeer de theorie in de gele blokken. Vragen?
2. - verbeteren oefendagverslag: voltooide tijd
     .samen met een vorm van hebben/zijn/worden?
     .spelling
   - maken p.148-150 (huiswerk)
   - online: Spel 
   - bespreking TOA schrijven

Slide 6 - Slide

p.148   Woordenschat
de overname - een groot bedrijf koopt een ander                         bedrijf om minder concurrentie te hebben
vijftig procent - 50% , de helft
de kraan loopt - er komt water uit de kraan
de timmerman - beroep: werken met hout

Slide 7 - Slide

p.148 woordenschat
skiën               - bewegen op ski's

de orthodontist - beroep: specialist om
                         gebits-afwijkingen te herstellen
 

Slide 8 - Slide

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 1 en 2.
timer
1:00

Slide 9 - Open question

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 3 en 4.
timer
1:00

Slide 10 - Open question

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 5 en 6.
timer
1:00

Slide 11 - Open question

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 7 en 8.
timer
1:00

Slide 12 - Open question

p. 148, opdracht 2, woordenschat
Deze woorden moet je beheersen op 2F.
de dakloze      - de persoon zonder woning
de thuisloze    - de persoon die wel een slaapplek heeft (bijv.                              bij vrienden) maar geen eigen woonplek
de misdadiger - de persoon die iets slechts doet, bijv. een dief                            of moordenaar
bestraffen       - straf geven
de daad          - iets wat gedaan wordt

Slide 13 - Slide

p.148, opdracht 2, woordenschat
Deze woorden moet je beheersen op 2F.
de receptioniste     - beroep: bij de ingang van een gebouw info
                               geven aan bezoekers of medewerkers
verzetten (ww)       - hier: een andere plaats geven
het metalen profiel -


het metaal             - soort materiaal, bijv. ijzer, goud,
                               aluminium 

Slide 14 - Slide

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 1 en 2.
timer
1:00

Slide 15 - Open question

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 3 en 4.
timer
1:00

Slide 16 - Open question

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 5 en 6.
timer
1:00

Slide 17 - Open question

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 7 en 8.
timer
1:00

Slide 18 - Open question

p.148, opdracht 3
1. Erik heeft een tuinhuis gebouwd.

2. Heeft Mika een laptop gekocht?

3. Ik heb de e-mail verzonden.

Slide 19 - Slide

huiswerk voor de volgende les
leren en maken p.147-150

Slide 20 - Slide

p.149, opdracht 4 woordenschat
Deze woorden moet je beheersen op 2F.
de getuige     - de persoon die iets heeft gehoord of gezien
verhoren*      - vragen wat iemand kan vertellen over een
                        situatie
de teamleider - de 'baas' van een team
overleggen*    - spreken over dingen om te bedenken wat 
                        het beste is
herstellen*     - beter worden, repareren
vergoeden*    - terugbetalen wat iemand eerst heeft betaald

 * Dit is een werkwoord.

Slide 21 - Slide

p.149, opdracht 4
Let op: nummer 1, 2, 4

1. De teamleider heeft met de werknemers overlegd.
(De teamleider heeft overlegd met de werknemers.)
2. Die klant heeft zijn rekening niet betaald.
4. Heeft jouw werkgever de reiskosten vergoed?

Slide 22 - Slide

p.149, opdracht 4 , nummer 3
Type de hele zin.
timer
1:00

Slide 23 - Open question

p.149, opdracht 5
vorm van het werkwoord
pv
vd
1a.  bepaalt
x
1b.  (heeft) bepaald
x
2a. (is) verhuurd
x
2b. verhuurt
x
3a. verbouwt
x
3b. (heeft) verbouwd
x

Slide 24 - Slide

p.149, opdracht 5
vorm van het werkwoord
pv
vd
4a. (heeft) behaald
x
4b. behaalt
x
5a. achtervolgt
x
5b. (wordt) achtervolgd
x
6a. bespaart
x
6b. (heeft) bespaard
x

Slide 25 - Slide