NUN 1F-2F, Spelling, H1.5, p. 147 tm 150 Voltooid deelwoord

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   febr. 2022; maart 2023

1 / 28
next
Slide 1: Slide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   febr. 2022; maart 2023

Slide 1 - Slide

eerst - p. 150 met opdracht 6 en 7
daarna p.147-149

Slide 2 - Slide

huiswerk voor vrijdag 24 maart 2023
p.147-150

alles leren en maken

Slide 3 - Slide

p.150, opdracht 6
pv
vd
vorm
1
x
verteld
2
x
verstuurt
3
x
gebeurt
4
x
bekend
5
x
betaald
6
x
verbetert

Slide 4 - Slide

p.150, opdracht 7
1. beveiligd     pv
    gefilmd       vd
    begrepen    vd

Slide 5 - Slide

p.150, opdracht 7
Verbeter het fout gespelde woord.
timer
1:00

Slide 6 - Open question

het voltooid deelwoord
- OF iets is voltooid, klaar: de voltooide tijd
bijv. Zij heeft gister gevoetbald.

- OF een activiteit is bezig of gaat gebeuren
bijv. Er wordt 's middags in het park gevoetbald.

Slide 7 - Slide

persoonsvorm of voltooid deelwoord?
- de persoonsvorm heeft geen ander werkwoord nodig
bijv. Het gebeurt niet elke dag , dat ik .....
- het voltooid deelwoord heeft een ander werkwoord bij zich
Het is nog nooit gebeurd dat ik ....

Slide 8 - Slide

boek B p.147 en 149
1. Bestudeer de theorie in de gele blokken.
2. Vragen?
3. Splitsing van de groep:
   - maken p.148-150 
   - boek lezen
   - online: Spel1  Instaptoets  
- bespreking TOA schrijven

Slide 9 - Slide

de voltooide tijd en de activiteit
- altijd met twee werkwoorden
   een persoonsvorm en een voltooid deelwoord
hebben (heb, heeft) Ik heb de vloer gereinigd.
zijn (ben, bent, is)   Ik ben door de kapper geknipt.

worden (word, wordt) Ik word snel geholpen.

Slide 10 - Slide

p.148   Woordenschat
de overname - een groot bedrijf koopt een ander bedrijf om minder concurrentie te hebben
vijftig procent - 50% , de helft
de kraan loopt - er komt water uit de kraan
de timmerman - beroep: werken met hout

Slide 11 - Slide

p.148 woordenschat
skiën (ww)       - bewegen op ski's

de orthodontist - beroep: specialist om
           gebits-afwijkingen te herstellen
 

Slide 12 - Slide

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 1 en 2.
timer
1:00

Slide 13 - Open question

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 3 en 4.
timer
1:00

Slide 14 - Open question

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 5 en 6.
timer
1:00

Slide 15 - Open question

p. 148, opdracht 1
Type de antwoorden van nummer 7 en 8.
timer
1:00

Slide 16 - Open question

p. 148, opdracht 2, woordenschat
de dakloze       - de persoon zonder woning
de thuisloze     - de persoon die wel een slaapplek heeft (bijv.                              bij vrienden) maar geen eigen woonplek
de misdadiger  - de persoon die iets slechts doet, bijv. een dief                            of moordenaar
bestraffen (ww)- straf geven
de daad           - iets wat gedaan wordt

Slide 17 - Slide

p.148, opdracht 2, woordenschat
de receptioniste     - beroep: bij de ingang van een gebouw
                       informatie geven aan bezoekers of medewerkers
verzetten  (ww)     - hier: een andere plaats geven
het metalen profiel -


het metaal            - soort materiaal, bijv. ijzer, goud,
                              aluminium 

Slide 18 - Slide

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 1 en 2.
timer
1:00

Slide 19 - Open question

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 3 en 4.
timer
1:00

Slide 20 - Open question

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 5 en 6.
timer
1:00

Slide 21 - Open question

p.148, opdracht 2
Type de antwoorden van nummer 7 en 8.
timer
1:00

Slide 22 - Open question

p.148, opdracht 3
1. Erik heeft een tuinhuis gebouwd.

2. Heeft Mika een laptop gekocht?

3. Ik heb de e-mail verzonden.

Slide 23 - Slide

p.149, opdracht 4 woordenschat
de getuige        - de persoon die iets heeft gehoord of gezien
verhoren*        - vragen wat iemand kan vertellen over een
                        situatie
de teamleider   - de 'baas' van een team
overleggen*     - spreken over dingen om te bedenken wat het
                         beste is
herstellen*       - beter worden, repareren
vergoeden*      - terugbetalen wat iemand eerst heeft betaald
* werkwoord

Slide 24 - Slide

p.149, opdracht 4
Let op: nummer 1, 2, 4

1. De teamleider heeft met de werknemers overlegd.
(De teamleider heeft overlegd met de werknemers.)
2. Die klant heeft zijn rekening niet betaald.
4. Heeft jouw werkgever de reiskosten vergoed?

Slide 25 - Slide

p.149, opdracht 4 , nummer 3
Type de hele zin.
timer
1:00

Slide 26 - Open question

p.149, opdracht 5
pv
vd
1a.  bepaalt
x
1b.  (heeft) bepaald
x
2a. (is) verhuurd
x
2b. verhuurt
x
3a. verbouwt
x
3b. (heeft) verbouwd
x

Slide 27 - Slide

p.149, opdracht 5
pv
vd
4a. (heeft) behaald
x
4b. behaalt
x
5a. achtervolgt
x
5b. (wordt) achtervolgd
x
6a. bespaart
x
6b. (heeft) bespaard
x

Slide 28 - Slide