Etre (présent), dagen van de week en bezittelijk vnw

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

1 / 44
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 1 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 2 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 3 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 4 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 5 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 6 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 7 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 8 - Slide

Oefening voor het SO!
En herhaling van de dagen van de week.

Slide 9 - Slide

Zij zijn
A
ils ont
B
il sont
C
elles sont
D
elles est

Slide 10 - Quiz

Hij is
A
elle est
B
il es
C
il est
D
elle es

Slide 11 - Quiz

Het is
A
c'est
B
ce sont
C
il est
D
ce es

Slide 12 - Quiz

Wij zijn
A
vous êtes
B
nous sommes
C
nous sont
D
vous est

Slide 13 - Quiz

Jullie zijn

Vous.....

A
êtes
B
sont
C
sommes
D
avons

Slide 14 - Quiz

Wij zijn op vakantie

Nous ..... en vacances.
A
avons
B
sommes
C
sont
D
ont

Slide 15 - Quiz

Ik ben
A
je es
B
je suis
C
je est
D
je sont

Slide 16 - Quiz

Claire en Marc zijn
A
C et M ont
B
C et M est
C
C et M êtes
D
C et M sont

Slide 17 - Quiz

Jij bent
A
tu est
B
tu es
C
tu suis
D
tu as

Slide 18 - Quiz

U bent
A
tu es
B
nous sommes
C
je suis
D
vous êtes

Slide 19 - Quiz

LES JOURS DE LA SEMAINE

Slide 20 - Slide

dimanche
A
donderdag
B
vrijdag
C
zaterdag
D
zondag

Slide 21 - Quiz

vendredi
A
woensdag
B
donderdag
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 22 - Quiz

jeudi
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
vrijdag

Slide 23 - Quiz

samedi
A
vrijdag
B
zaterdag
C
zondag
D
maandag

Slide 24 - Quiz

Lundi
A
maandag
B
dinsdag
C
woensdag
D
zondag

Slide 25 - Quiz

Dinsdag

Slide 26 - Open question

Woensdag

Slide 27 - Open question

Zondag

Slide 28 - Open question

C'est quel jour aujourd'hui ?

Slide 29 - Open question

C'est quel jour demain?

Slide 30 - Open question

C'est quel jour avant vendredi?

Slide 31 - Open question

C'est quel jour après vendredi?

Slide 32 - Open question

C'est quel jour après samedi?

Slide 33 - Open question

Le premier jour de la semaine, c'est ... ?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Video

10. Je n'aime pas LEUR jeu.
A
jullie
B
uw
C
hun
D
onze

Slide 36 - Quiz

Wat betekent 'notre billet' ?
A
onze kaartjes
B
jullie kaartje
C
hun kaartje
D
ons kaartje

Slide 37 - Quiz

Mon, ma, mes?
___ sac à dos (m)
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 38 - Quiz

Mon, ma, mes?
___ devoirs (m)
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 39 - Quiz

Hun hond heet Bobbie.
......... chien (m) s'appelle Bobbie.
A
leur
B
leurs

Slide 40 - Quiz

Dat zijn jouw schoenen.
Ce sont ... chaussures.
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 41 - Quiz

Dat is mijn pen.
Ça c'est .... stylo (m).
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 42 - Quiz

Vos parents
A
onze ouders
B
jullie/uw ouders
C
hun ouders

Slide 43 - Quiz

Mon, ma, mes?
___ parents
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 44 - Quiz