Introles Maatschappijleer VWO

Introles Maatschappijleer VWO
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Introles Maatschappijleer VWO

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Check-in (5 min.)
  2. Maatschappijleer & Debatteren (30 min.)
  3. Voorbereiden debat (20 min.)
  4. Debat (30 min.)
  5. Check-uit (5 min.)

Slide 2 - Slide

Wat is maatschappijleer?
Bij Maatschappijleer leer je over Maatschappelijke vraagstukken/problemen.
Maatschappelijke vraagstukken/problemen:
  1. Het heeft gevolgen voor grote groepen in de samenleving (Wat is een 'grote groep?')
  2. Mensen hebben tegengestelde opvattingen over de oorzaken en mogelijke oplossingen (door verschillende normen, waarden, belangen, overtuigingen etc.). Dit is ook de reden waarom het een maatschappelijk probleem is. (anders is het een technisch probleem)
  3. De oplossing van het probleem is ook niet technisch, maar politiek: via maatschappelijke discussie moet er in de politiek een democratische oplossing/compromis bedacht worden in de vorm van een wet of maatregel, die het probleem 'oplost'. 

Slide 3 - Slide

Is het een maatschappelijke probleem?
  • Je relatie is uit gegaan
  • In veel disco's staat de muziek te hard
  • Overgewicht
  • Covid-19
  • De stroom valt uit  

Slide 4 - Slide

Meningen en argumenten
Mening: iets wat je vindt
Argument: reden waarom je iets vindt

Argumenten zijn vaak feiten/vaststaande de meningen van anderen/logische gevolgen die je als onderbouwing voor je stelling kunt gebruiken. 


Slide 5 - Slide

Wat zijn voorbeelden van argumenten?
A
We moeten stoppen met de steun aan Oekraïne.
B
Poetin ziet de Krim als historisch Russisch grondgebied.
C
Er zijn aan beide kanten al vele duizenden doden gevallen.
D
Het geeft een verkeerd signaal als we nu vrede sluiten.

Slide 6 - Quiz

Onderbouwde meningen

Onderbouwde mening: mening met minimaal 1 goed argument erbij

Geef een voorbeeld van een onderbouwde mening.
Is ieder argument goed?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Drogredenen (fout in logica)
Te snelle generalisatie/anekdotisch bewijs: “mijn oma rookte elke dag en is 98 jaar geworden. Roken is dus helemaal niet ongezond.”
Verkeerde vergelijking: “bankiers mogen geen hoge bonussen ontvangen, vakkenvullers krijgen ook niet zo'n hoog salaris.”
Cirkelredenering: “ik ben de baas, want jij moet gewoon doen wat ik zeg.”
Verkeerd verband tussen oorzaak en gevolg: “Veel ouderen die op een elektrische fiets rijden hebben een ongeval gehad, dus rijden met een elektrische fiets is gevaarlijk”.
Verkeerde autoriteit: “klimaatverandering is niet zo ernstig, want de CEO van Shell heeft gezegd dat het wel meevalt.”
Op de man spelen: “jij weet het toch niet, want jij hebt nooit iets goed.”
Dreigement: “ik zou dat maar niet zeggen als je morgen nog werk wilt hebben.”

Slide 9 - Slide

Voorbeelden van logische redeneringen:
Van algemeen naar specifiek: “Als alle mensen sterfelijk zijn (algemene regel), en ik ben een mens, dan volgt dat ik sterfelijk ben (specifieke conclusie).”
Van specifiek naar algemeen: “Als we zien dat de zon elke dag opkomt, kunnen we concluderen dat de zon ook morgen zal opkomen.”
Juiste oorzaak-gevolg redenering: “Hoewel Pietje ziek was, is hij niet daardoor overleden maar door zijn vliegtuig wat neergestort is. Hij kan dus niet meetellen bij de corona-doden.”
Redenering vanuit tegenstellingen: "Als werken zonder pauze leidt tot uitputting, zou regelmatige pauzes nemen waarschijnlijk helpen om vermoeidheid te verminderen."
Juiste autoriteit/bronnen: “Als een gerenommeerde arts zegt dat een bepaald medicijn effectief is, is dat waarschijnlijk juist.”




Slide 10 - Slide

Wanneer is een bron betrouwbaar?

Slide 11 - Mind map

Discussie & Debat
Discussie:
  • Zonder regels (informeel). 'Anything goes', hangt af van degene tegenover je.
  • Je geeft je eigen mening
  • Je wilt de ander overtuigen van jouw mening.
Debat:
  • Wedstrijdvorm volgens bepaalde regels (formeel).
  • Je krijgt een mening die je moet verdedigen tot het eind.
  • Je wilt een publiek overtuigen of vermaken en de tegenstander is een instrument daarvoor. Publiek beoordeelt of iets gewaardeerd wordt.
  • Een ander doel is een onderwerp zoveel mogelijk van 2 kanten belichten en oefenen met argumenteren

Slide 12 - Slide

Retorische driehoek
Volgens Aristoteles drie elementen nodig om publiek te overtuigen:
  • Logos: argumenten, feiten, statistieken, analyses

Maar ook:
  • Pathos: emoties, sprekende voorbeelden
  • Ethos: geloofwaardigheid als spreker (diploma's, prestaties, ervaring, sympathiek)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Stelling kiezen
Vorm eerst een groep van ca. 8 rond een stelling en vorm dan 4 voor/4 tegen.

Stelling 1: Het is hoog tijd dat het recht op demonstratie ingeperkt wordt, bijvoorbeeld bij demonstraties van Extinction Rebellion.
Stelling 2: De overheid moet meer investeren in kernenergie in plaats van in windmolens.
Stelling 3: "Het minimumloon in Nederland moet omhoog om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen."
Stelling 4: "Fatbikes moeten verboden worden voor jongeren onder de 16 jaar."

Slide 15 - Slide

Debat regels (4 tegen 4)
Vorm groepjes van 4 en verdeel de rollen wie wanneer debatteert. Alleen bij de vrije ronde mag je elkaar in de rede vallen.

10 min. per debat (tijdbewaker (1 buiten debaters) aanwijzen):
  • 1 min. opzetbeurt voorstanders (pers V1)
  • 1 min. opzetbeurt tegenstanders (pers T1)
  • 4 min. Vrije ronde (V2, V3, T2, T3)
  • 1 min. conclusiebeurt voorstanders (pers V4)
  • 1 min. conclusiebeurt tegenstanders (pers T4)
2 min. Nabespreking door middel van jury (3 buiten debaters)


Slide 16 - Slide

Waar kan de jury op letten?
  1. Argumentatie en inhoud: Wat is de kwaliteit van de argumenten? Zijn er bewijzen? Zit er een lijn in het verhaal?
  2. Reactie: Lukt het de argumenten van de tegenpartij te weerleggen? Wie heeft er  overwicht?
  3. Spreekvaardigheid: Let op stemgebruik, intonatie, lichaamstaal, articulatie.
  4. Samenwerking: werken beide teams goed samen, of werken teamleden elkaar ook tegen?
  5. Originaliteit: Worden er originele argumenten/strategieën gebruikt?

Slide 17 - Slide

Debat voorbereiden (20 min.)
  1. Brainstorm (5 min.): bedenk eerst in je groep van 4 de belangrijkste argumenten (logos) voor je standpunt. Bedenk ook welke emoties in het debat je kunt gebruiken en welke verhalen daarbij aansluiten (pathos). Houd ook je geloofwaardigheid (ethos) in de gaten.
  2. Structuur betoog (5 min.): bedenk wat je gaat zeggen in de opzetbeurt (1 min.), vrije beurt (4 min.) en conclusiebeurt (1 min.).
  3. Taakverdeling en uitwerking (5 min.): Verdeel de taken (1 opzetbeurt, 2 vrije beurt, 1 conclusiebeurt) en werk per persoon je verhaal verder uit.
  4. Eindcontrole (5 min.): controleer als groep of het betoog een goed geheel vormt en pas waar nodig aan.

Slide 18 - Slide

Debat: 3x10 min.
 Alleen bij de vrije ronde mag je elkaar in de rede vallen.


10 min. per debat (tijdbewaker (1 buiten debaters) aanwijzen):

1 min. opzetbeurt voorstanders (pers V1)
1 min. opzetbeurt tegenstanders (pers T1)
4 min. Vrije ronde (V2, V3, T2, T3)
1 min. conclusiebeurt voorstanders (pers V4)
1 min. conclusiebeurt tegenstanders (pers T4)
2 min. Nabespreking door middel van jury (3 buiten debaters)

Slide 19 - Slide

Tips & Tops Jury & Publiek
  1. Argumentatie en inhoud: Wat is de kwaliteit van de argumenten? Zijn er bewijzen? Zit er een lijn in het verhaal?
  2. Reactie: Lukt het de argumenten van de tegenpartij te weerleggen? Wie heeft er  overwicht?
  3. Spreekvaardigheid: Let op stemgebruik, intonatie, lichaamstaal, articulatie.
  4. Samenwerking: werken beide teams goed samen, of werken teamleden elkaar ook tegen?
  5. Originaliteit: Worden er originele argumenten/strategieën gebruikt?

Slide 20 - Slide

Check-out: wat is je bijgebleven van deze les?

Slide 21 - Mind map