CPI

Module 4 H1 P3
Berekenen van het CPI
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Module 4 H1 P3
Berekenen van het CPI

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herhaling vorige les:
  1.  Wat is de algemene prijs van tijd?
  2. Wat is de individuele prijs van tijd?
  3. Wanneer is iemand risico avers?
  4. Is de individuele prijs van tijd hoger of lager dan de algemene prijs van tijd, als hij besluit geld te lenen?
  5. Hoe kan de centrale bank meer geld in omloop brengen bij de consument?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weten we nog?
  • Wat de algemene prijs van tijd is.
  • Wat inflatie is.
  • Hoe wij indexcijfers berekenen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat gebeurt er bij rente verhoging?
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 4:
Stap 6:
lenen wordt minder aantrekkelijk 
prijs daalt, inflatie daalt 
veel rentekosten bij een lening 
Hoge rente
aantrekkelijk om te sparen 

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Inflatie door de jaren heen:
T.o.v. het. vorige jaar

Slide 5 - Slide

Goed rekening mee houden dat boven de 0% inflatie is ondanks als de lijn daalt, en onder de 0% deflatie is ook al is er een stijgende lijn. 
Wanneer ontstaat er inflatie?
  • Kans op prijsstijging / inflatie groter als de 'maatschappelijke' geldhoeveelheid groter is.
  • Grotere geldhoeveelheid komt vooral door kredietverlening.
  • ECB heeft daar invloed op met het monetair beleid (bv. rente)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Indexcijfers
Indexcijfer = een getal dat een procentuele verandering laat zien ten opzichte van een afgesproken periode, het basisjaar. 

Indexcijfer = verhoudingsgetal, is geen percentage

Boekjaar   x 100
basisjaar     

Welk indexcijfer hoort bij het basisjaar?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal, is geen percentage.



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Het CPI:

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Consumenten-prijs-indexcijfer (CPI)
CBS berekent de inflatie met het CPI.
  • Bepaling van het goederenmandje
  • Bepaling van de wegingsfactoren
  • Omzetting van prijzen in indexcijfers
  • Berekening van het consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Berekening verandering CPI (% stijging => inflatie)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Het huiswerk voor de volgende les:
Maken t/m opdracht 8.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Les 2 CPI

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen theorie CPI
Bespreken moeilijke opdrachten (§3)
Uitleg over het reële rendement
Aan de slag met toepassen




Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Herhalingsvragen
Welk monetair beleid zal er plaatsvinden bij inflatie?

Wat is het goederenmandje?

Wat betekenen de wegingsfactoren?

Wat geeft een CPI van 110 aan?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Inflatie (CPI)
De prijzen die stijgen

Nominale stijging 

  • Inkomens stijging
  • Rente
  • ect.



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Inflatie / prijsindex (CPI)
De prijzen die stijgen

Nominaal rendement
  • Inkomens stijging
  • Rente
  • ect.



Wat gebeurt er met jouw koopkracht?

inflatie = 12%
Loon stijgt 5%

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Berekenen van reële rendement
Het reële rendement betekend wat er gebeurt met jouw koopkracht.
In dit geval:

Nominaal rendement                          5%
- Inflatie / CPI / prijsindex                 -10%
-------------------------------------------------
Reële rendement dit jaar:                 -5%


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Berekenen van reële rendement
Het reële rendement betekend wat er gebeurt met jouw koopkracht.
In dit geval:

Nominaal rendement                          5%
- Inflatie / CPI / prijsindex                 -10%
-------------------------------------------------
Reële rendement dit jaar:                 -5%


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Het huiswerk voor de volgende les:
Maken toepassen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions