JCL quiz

'Hoi, hoe oud ben je?'

Wat zeg je?
A
Ik spreek Nederlands
B
Ik ben ..... jaar.
C
Ik heb een broer
1 / 42
next
Slide 1: Quiz
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

'Hoi, hoe oud ben je?'

Wat zeg je?
A
Ik spreek Nederlands
B
Ik ben ..... jaar.
C
Ik heb een broer

Slide 1 - Quiz

Welke taal spreek je?

Wat zeg je?
A
Mijn zus heet Maria.
B
Uit Duitsland
C
Engels, Arabisch en Nederlands

Slide 2 - Quiz

Hoe gaat het?

Wat zeg je?
A
Ik heet .....
B
Prima!
C
Dank je
D
Doei!

Slide 3 - Quiz

Heb jij een auto?

Wat zeg je?
A
Nee, ik heb niet een auto.
B
Nee, ik heb geen een auto.
C
Nee, ik heb geen auto.

Slide 4 - Quiz

Welk cijfer is goed?

'eenentwintig'
A
12
B
21
C
120

Slide 5 - Quiz

Welk cijfer is goed?

'zestien'
A
61
B
610
C
106
D
16

Slide 6 - Quiz

Welk cijfer is goed?

'honderd en een'
A
1001
B
1100
C
101
D
1011

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Hoe laat is het?
A
half 5
B
5 uur
C
15.00 uur

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Hoe laat is het?
A
half 6
B
half 7
C
half 8
D
half 9

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Hoe laat is het?
A
kwart over 1
B
5 over 3
C
kwart voor 1
D
kwart voor 2

Slide 13 - Quiz

Vandaag is het maandag.

Overmorgen is het:
A
dinsdag
B
zondag
C
zaterdag
D
woensdag

Slide 14 - Quiz

Vandaag is het donderdag.

Gisteren was het:
A
vrijdag
B
zaterdag
C
dinsdag
D
woensdag

Slide 15 - Quiz

Het is de maand 'juli'.

Dat is in de:
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 16 - Quiz

Het is de maand 'oktober'

dat is in de:
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 17 - Quiz

14.45 uur is:
A
kwart voor 2
B
kwart voor 3
C
kwart over 3
D
kwart voor 4

Slide 18 - Quiz

18:10 uur is:
A
10 over 6
B
10 voor 6
C
10 over 8
D
10 voor 8

Slide 19 - Quiz

Ik vind koek lekker.
Ik hou van:
A
zoet
B
hartig

Slide 20 - Quiz

kleuren:
gras is
A
geel
B
zwart
C
goud
D
groen

Slide 21 - Quiz

kleuren:
een muis is
A
geel
B
grijs
C
zilver
D
goud

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Hier ga ik:
A
rechtsaf
B
rechtdoor
C
linksaf

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Dit heet een:
A
kruispunt
B
rotonde
C
afslag

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Ik loop de trap:
A
op
B
terug
C
naar boven
D
af

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

De man draagt een:
A
shirt
B
hemd
C
overhemd
D
bloes

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

De vrouw draagt een:
A
rok
B
hemd
C
jurk
D
pantalon

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

De man heeft
A
een bril
B
een snor
C
een overhemd
D
een baard

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

De vrouw heeft
A
een jurk
B
een rok
C
een riem
D
een ketting

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Slide

Het lichaam
Dit is de
A
voet
B
hand
C
elleboog
D
schouder

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

het lichaam
In je hoofd zitten je
A
darmen
B
spieren
C
nieren
D
hersenen

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Het lichaam
Dit noem je:
A
het hart
B
de nier
C
de long
D
de buik

Slide 42 - Quiz