On a pris/ Nous avons pris - nous n'avons pas pris
On a visité/ Nous avons visité - on n'a pas visité
ont acheté
J’ai regardé
vous avez mangé
a fait / a préparé
a joué au foot
Slide 11 - Slide
Supplément,
page 71
Lire et comprendre un texte
Utiliser un dictionnaire Néerlandais-Français
Slide 12 - Slide
Supplément page 3
Dialogue 2 :
à la boulangerie
1er tour + 2ème tour
Slide 13 - Slide
Les devoirs:
Apprendre: StudyGo 4-1 F-N
Faire: supplément, pages 71-72, opdracht 1. Zoek de betekenis van de woorden in een woordenboek, NIET op Google translate of online. Het doel van deze oefening is om een PAPIEREN woordenboek efficiënt te kunnen gebruiken, zoals tijdens een toets of het eindexamen. Controleer hoe lang het je heeft gekost.