Ik kan de drie vormen van inkomen noemen en herkennen.
Ik kan uitleggen wat het modaal inkomen is.
Ik kan de zeven oorzaken van inkomensverschillen noemen.
Ik kan uitleggen dat verschillen in inkomens leiden tot verschillen in consumptie.
Ik kan uitleggen wat het nationaal inkomen is.
Ik kan uit een Lorenzcurve aflezen hoe de inkomens in een land verdeeld zijn.