Present simple (onvoltooid tegenwoordige tijd)
Gebruikt: bij feiten/gewoonten/regelmaat/ tijdschema's
I/you/we/they = hele werkwoord (work/dance/kiss)
He/she/it = hele ww + (e)s (kisses, pushes, dances)
- She always buys new clothes online.
- He dances with Bert every week.
- We never work together.