Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 2 - Quiz
Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Water
C
Opgeloste stoffen
D
Zuurstof
Slide 3 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 4 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 5 - Quiz
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 6 - Quiz
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed
Slide 7 - Quiz
Etter of pus bestaat uit..
A
dode ziekteverwekkers
B
dode witte bloedcellen
C
zowel dode ziekteverwekkers als dode bloedcellen
Slide 8 - Quiz
wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat
Slide 9 - Quiz
Alcohol wordt vervoerd door het bloed. Door welk bestanddeel van bloed wordt alcohol vervoer?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma
Slide 10 - Quiz
Welke bloeddeeltjes maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 11 - Quiz
Wat is Pus of etter?
A
Dode rode bloedcellen en ziekteverwekkers
B
Dode witte bloedcellen en dode rode bloedcellen
C
Dode witte bloedcellen en ziekteverwekkers
D
weefselvloeistof en lymfe
Slide 12 - Quiz
In welke bestanddelen van het bloed komen celkernen voor?
A
Alleen in rode bloedcellen
B
Alleen in witte bloedcellen
C
In rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
In rode en witte bloedcellen
Slide 13 - Quiz
Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen
Slide 14 - Quiz
Heb je meer Rode bloedcellen, of meer Witte bloedcellen?
A
Meer rode
B
Meer witte
Slide 15 - Quiz
Bloed bestaat voor het grootste gedeelte uit...
A
Rode Bloedcellen
B
Water
C
Witte Bloedcellen
D
Plasma-eiwitten
Slide 16 - Quiz
Welk deel van het bloed vervoert zuurstof
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes
Slide 17 - Quiz
Witte bloedcellen kunnen zich door de wand van een bloedvat bewegen. Rode bloedcellen kunnen dit niet. Waarom kunnen witte bloedcellen dit wel?
A
Witte bloedcellen zijn kleiner
B
Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm
C
Witte bloedcellen hebben geen celkern
D
Witte bloedcellen zorgen voor stolling
Slide 18 - Quiz
Trombose is het afsluiten van een bloedvat door bloedstolsels. Uit welke bestanddelen van het bloed zijn stoffen betrokken bij het ontstaan van trombose?
A
bloedplaatjes en bloedplasma
B
bloedplaatjes en witte bloedcellen
C
bloedplasma en rode bloedcellen
D
rode bloedcellen en witte bloedcellen
Slide 19 - Quiz
Welke bloedbestanddelen worden gevormd in het rode beenmerg?
A
alleen rode en witte bloedcellen
B
alleen rode bloedcellen en bloedplaatjes
C
alleen witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
zowel rode als witte bloedcellen en bloedplaatjes
Slide 20 - Quiz
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes
Slide 21 - Quiz
welke bestanddelen uit bloedplasma heeft een patiënt nodig met een ernstige infectie?
A
rode bloedcellen
B
bloedplaatjes
C
witte bloedcellen
D
antistoffen
Slide 22 - Quiz
Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben.
Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 23 - Quiz
Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.
In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma
Slide 24 - Quiz
Je voelt je vaak moe en duizelig. Bloedonderzoek heeft aangetoond dat je last hebt van bloedarmoede. Wat is bloedarmoede?
A
Een tekort aan witte bloedcellen
B
Een tekort aan bloedplasma
C
Een tekort aan rode bloedcellen
D
Een tekort aan hemoglobine
Slide 25 - Quiz
Wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat
Slide 26 - Quiz
wat is fagocyteren
A
opvreten van ziektekiemen door witte bloedcellen
B
de specifieke afweer van T cellen
C
de specifieke afweer van B cellen
D
verhoogde bloedingsneiging
Slide 27 - Quiz
Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van vernauwing in bloedvaten. Cholesterol is een bepaald type vet. Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen. Bepaalde bloeddeeltjes nemen dit cholesterol in zich op, net zoals ze ziekteverwekkers onschadelijk maken.
Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
hemoglobine
Slide 28 - Quiz
Wat is niet waar?
A
etter bestaat uit dode witte bloedcellen en dode ziekteverwekkers
B
elke witte bloedcel kan door de wand van een bloedvat
C
bepaalde witte bloedcellen kunnen bijv. bacteriën insluiten
D
een witte bloedcel zonder vaste vorm kan door de wand van een bloedvat
Slide 29 - Quiz
Wat is de goede volgorde?
1. De ziekteverwekker is met antistoffen bedekt en onschadelijk 2. Ziekteverwekker dringt het lichaam binnen. 3. Antistof hecht aan de lichaamsvreemde stof 4. Witte bloedcellen maken antistoffen