basisstof 1 - Bloed

Thema 3: Hart en bloedsomloop
3.1 BLOED
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 3: Hart en bloedsomloop
3.1 BLOED

Slide 1 - Slide

  • Je kunt de bestanddelen van bloed noemen.
  • Je kunt de kenmerken en functies benoemen van bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
Leerdoelen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

SAMENSTELLING BLOED

Slide 4 - Slide

  • 7% plasma-eiwitten
  • 91% water
  • 2% opgeloste stoffen 
Bloedplasma
Bloedplasma vervoert beetje O2, voedingsstoffen, CO2 en afvalstoffen.

Slide 5 - Slide

Wat is het verschil tussen plasma en serum?
Fibrinogeen is                 Bevat fibrinogeen
omgezet in fibrine.         (= stollings-eiwit)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Bloedcellen worden gevormd in
het beenmerg; het binnenste
gedeelte van je botten.
Waar zit het beenmerg NIET?
A
in het bekken
B
in de ribben
C
in het borstbeen
D
in het knie-gewricht

Slide 8 - Quiz

Welke "fout" maakte de spreker
van het filmpje?
A
Hij zei dat witte bloedcellen nodig zijn voor de afweer.
B
Hij beweerde dat het plasma; zouten, suikers en eiwitten bevat.
C
Hij legde uit dat rode bloedcellen je organen voorziet van zuurstof.
D
Hij noemde bloedplaatjes cellen.

Slide 9 - Quiz


Stamcellen uit beenmerg 
worden:
- rode bloedcellen
- witte bloedcellen
- bloedplaatjes
Hoe ontstaat bloed?

Slide 10 - Slide

  • bi-concaaf
  • geen celkern
  • vervoeren zuurstof
  • bevatten hemoglobine (eiwit)
  • hemoglobine kan zuurstof binden en weer afgeven


Rode bloedcellen

Slide 11 - Slide

  • hebben WEL een celkern
  • zijn flexibel van vorm - kunnen buiten de bloedvaten komen
  • maken ziekteverwekkers onschadelijk
  • macrofagen sluiten ziekteverwekkers in en gaan hierbij zelf dood

Witte bloedcellen
Pus en etter (in een wond) bestaat uit dode witte bloedcellen en gedode bacteriën.

Slide 12 - Slide


Witte bloedcel (macrofaag) maakt de ziekteverwekker onschadelijk door deze in te sluiten.

Witte bloedcellen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

  • zijn delen van uiteengevallen cellen
  • hebben geen celkern
  • zorgen ervoor dat bloed         buiten de bloedvaten stolt

Bloedplaatjes

Slide 15 - Slide

Wat is trombose?
A
De afsluiting van een bloedvat door een bloedpropje
B
Dode witte bloedcellen in een wondje
C
Hemoglobine van een rode bloedcel, gebonden aan zuurstof
D
Klontering van eiwitten in bloedplasma

Slide 16 - Quiz

Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van vernauwing in bloedvaten. Cholesterol is een bepaald type vet. Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen. Bepaalde bloeddeeltjes nemen dit cholesterol in zich op, net zoals ze ziekteverwekkers onschadelijk maken.
Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Als bloedplaatjes per ongeluk in een bloedvat samen gaan klonteren onstaat er een bloedpropje dit kan tot verstoppingen zorgen.

Het bloedvat kan afgesloten worden, dan komt er geen bloed meer doorheen. De organen of weefsels waarnaar het bloedvat gaat krijgen geen zuurstof meer of kunnen hun koolstofdioxide niet kwijt. 
Trombose

Slide 19 - Slide

In de afbeelding is een
microscopisch beeld van
bloed te zien.
Met welke letter wordt een
bloedplaatje aangegeven?

A
P
B
Q
C
R

Slide 20 - Quiz

Thalassemie is een zeer ernstige bloedziekte die het gevolg is van afwijkende rode bloedcellen. De ziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen. Iemand die heterozygoot is voor dit gen, wordt een drager genoemd. Een drager heeft meestal voldoende gezonde rode bloedcellen en heeft de ziekte in een minder ernstige vorm.
Waar in het lichaam worden rode bloedcellen gemaakt?
A
in de lever
B
in het hart
C
in de nieren
D
in het beenmerg

Slide 21 - Quiz

Opdracht 4 uit je
boek gemaakt?

Slide 22 - Slide

Welk onderdeel van bloedplasma moet er bij het roze rechthoek staan?

Slide 23 - Slide

Welk onderdeel van bloedplasma moet er bij het roze rechthoek staan?
A
plasma-eiwitten
B
plasma-hormonen
C
plasma-suikers
D
plasma-vetten

Slide 24 - Quiz

HUISWERK
Bestudeer thema 3 basisstof 1
Lees basisstof 2 en maak opdracht 1 t/m 4

Slide 25 - Slide