To be & to have
1M
1N
1O
On your table:
1. Pencil case
2. Notebook
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
This lesson contains 23 slides, with text slides.
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
1M
1N
1O
On your table:
1. Pencil case
2. Notebook
Slide 1 - Slide
Today
- Verb 'to be'
- Verb 'to have'
Slide 2 - Slide
Lesson aims
- You know how the verb 'to be' works.
- You know how the verb 'to have' works.
Slide 3 - Slide
'To be'
Ik ben thuis. Jij bent thuis
Hij / zij / het is buiten. Wij / jullie / zij zijn blij
Slide 4 - Slide
'To be'
Ik ben thuis. Jij bent thuis
I am home.
Hij / zij / het is buiten. Wij / jullie / zij zijn blij
He / she / it is outside.
Slide 5 - Slide
'To be'
Ik ben thuis. Jij bent thuis
I am home. You are home
Hij / zij / het is buiten. Wij / jullie / zij zijn blij
He / she / it is outside. We / you / they are happy.
Slide 6 - Slide
'To be'
Het werkwoord 'zijn' ➔ Onregelmatig!
Ik ben thuis. Jij bent thuis
I am home. You are home
Hij / zij / het is buiten. Wij / jullie / zij zijn blij
He / she / it is outside. We / you / they are happy.
Slide 7 - Slide
'To have'
Slide 8 - Slide
'To have'
Ik heb eten. Jij hebt een huisdier.
Hij / zij / het heeft water. Wij / jullie / zij hebben Engels.
Slide 9 - Slide
'To have'
Ik heb eten. Jij hebt een huisdier.
I have food.
Hij / zij / het heeft water. Wij / jullie / zij hebben Engels.
He / she / it has water.
Slide 10 - Slide
'To have'
Ik heb eten. Jij hebt een huisdier.
I have food. You have a pet.
Hij / zij / het heeft water. Wij / jullie / zij hebben Engels.
He / she / it has water. We / you / they have English.
Slide 11 - Slide
'To have'
Het werkwoord 'hebben' ➔ Onregelmatig!
Ik heb eten. Jij hebt een huisdier.
I have food. You have a pet.
Hij / zij / het heeft water. Wij / jullie / zij hebben Engels.
He / she / it has water. We / you / they have English.
Slide 12 - Slide
Little check
Ik ben blij.
Hij is aardig.
Wij zijn serieus.
Ik heb een pen.
Zij heeft een tas.
Zij hebben chocola.
Slide 13 - Slide
Little check
Ik ben blij. I am happy.
Hij is aardig. He is nice / kind.
Wij zijn serieus. We are serious.
Ik heb een pen.
Zij heeft een tas.
Zij hebben chocola.
Slide 14 - Slide
Little check
Ik ben blij. I am happy. I'm happy.
Hij is aardig. He is nice / kind. He's nice / kind.
Wij zijn serieus. We are serious. We're serious.
Ik heb een pen.
Zij heeft een tas.
Zij hebben chocola.
Slide 15 - Slide
Little check
Ik ben blij. I am happy. I'm happy.
Hij is aardig. He is nice / kind. He's nice / kind.
Wij zijn serieus. We are serious. We're serious.
Ik heb een pen. I have a pen.
Zij heeft een tas. He has a bag.
Zij hebben chocola. They have chocolate.
Slide 16 - Slide
Do the exercises
In pairs or alone
Whisper tone at max.
We'll check answers in about 15 minutes.
Finished?
Study 'Theme words': Stepping Stones page 130
Slide 17 - Slide
Answers
Slide 18 - Slide
Answers
Exercise A
1. am
2. are
3. is
4. is
5. are
6. are
7. are
Slide 19 - Slide
Answers
Exercise A
1. am
2. are
3. is
4. is
5. are
6. are
7. are
Exercise B
1. I'm
2. You're
3. He's
4. She's
5. It's
6. We're
7. They're
Slide 20 - Slide
Answers
Exercise A
1. am
2. are
3. is
4. is
5. are
6. are
7. are
Exercise B
1. I'm
2. You're
3. He's
4. She's
5. It's
6. We're
7. They're
Exercise C
1. have
2. have
3. has
4. has
5. has
6. have
7. have
8. has
Slide 21 - Slide
Answers
Exercise A
1. am
2. are
3. is
4. is
5. are
6. are
7. are
Exercise B
1. I'm
2. You're
3. He's
4. She's
5. It's
6. We're
7. They're
Exercise C
1. have
2. have
3. has
4. has
5. has
6. have
7. have
8. has
Exercise D
1. is
2. has
3. are
4. have
5. are
6. have
7. is
8. have
Slide 22 - Slide
Planagenda
Monday the 28th of November
Study 'Theme Words'
Stepping Stones page 130
